Gereedschap, waarmede oudtijds de trekdieren werden aangespannen, om de ploeg te trekken, of om lasten te vervoeren. Het juk was verbonden aan den disselboom.
Overdrachtelijk is in de Heilige Schrift onder dezen naam sprake van de lasten, waaronder Israël gebogen ging in Egypte (Deuter. 21 : 3); van den belastingdruk waarvan het volk door Rehabeam ontheven wilde worden (1 Koningen 12 : 4) en van de dienstbaarheid in Babel (Jeremia 27:8). Ook wordt figuurlijk het woord gebruikt voor de ellende der zonde (Klaagliederen 1:4).