Naam van een der vorsten (Jeremia 38 : 4), die bij de belegering van Jeruzalem door Zedekia tot den profeet Jeremia gezonden werden, om hem te verzoeken: „Bid toch voor ons tot den Heere onzen God” (Jeremia 37 : 3), en die, toen Jeremia den val van Jeruzalem aankondigde van Zedekia vrijheid kregen, om kwalijk met den profeet te handelen; zij lieten hem toen „in den kuil” neer, waaruit Ebed-Melech, een der kamerlingen, hem verloste (Jeremia 38 : 7 v.v.).
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk