Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Jubileum

betekenis & definitie

(oorspronkelijk afgeleid van het Hebreeuwsche woord jobeel, Middellatijnsch jubilaeus = geschal, jubel, jubeljaar) beteekent jubelfeest, jubeljaar, de viering van een afgeloopen tijdvak van honderd, vijftig, vijf en twintigen zelfs van twaalf en een half jaar. Het wordt gebruikt:

1e Van de ambtsfeesten van predikanten, professoren, doctoren, burgemeesters, enz. In lateren tijd werd het al meer gewoonte niet alleen de koperen, zilveren en gouden, maar ook de tusschenin liggende dertig, vijf en dertig, veertig en vijf en veertig jarige ambtsfeesten of jubilea te vieren. Daartegen komt echter al meer bezwaar op. Men dringt er van kerkelijke zijde al meer op aan de officiëele ambtsjubilea tot twaalf en een half, vijf en twintig en veertig jaar te beperken. Deze allen worden dan ook in het Jaarboek ten dienste van de Gereformeerde kerken in Nederland van de Gereformeerde predikanten aangegeven. Een vijftig jarig of gouden ambtsjubileum komt voor, maar behoort tot de zeldzaamheden. Vandaar dan ook, dat het veertigjarig ambtsfeest in de practijk burgerrecht verkreeg. En terecht, omdat een predikant met een diensttijd van veertig jaren ook recht heeft op emeritaat. Dergelijke jubilea worden doorgaans min of meer officieel gevierd.
2e Van herdenkingsfeesten bij vereenigingen. Zoo vierde men bijv. Het zilveren jubileum der Friesche zending; Het veertigjarig jubileum der Vereeniging tot Christelijke verzorging van krankzinnigen in Nederland.
3e In het algemeen van een feestelijke gedachtenisviering van een voor honderd, vijftig, enz. jaren plaats gehad hebbende gebeurtenis of handeling.

< >