Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Johannes Groenewegen

betekenis & definitie

werd den 7den Juli 1709 te Zoetermeer geboren en woonde later met zijn ouders waarschijnlijk te Kralingen. Op 17-jarigen leeftijd ging hij van de Remonstrantsche gemeente tot de Gereformeerde kerk over.

Toen hij al 24 jaren oud was, besloot hij zich tot het ambt van dienaar des Woords voor te bereiden. Door zijn grooten studieijver kon hij zich reeds in 1735 aan de Groningsche hoogeschool laten inschrijven.

Na ook nog aan de Leidsche universiteit gestudeerd te hebben, werd hij in 1837 proponent. Den 26sten Januari 1738 deed hij zijn intrede als predikant te Aarlanderveen.

Hij bleef hier tot 2 Augustus 1739. Hij preekte afscheid over de woorden van Jeremia 17 : 16: „Ik heb toch niet aangedrongen, meer dan eenen herder achter u betaamde; ook heb ik den doodelijken dag niet begeerd, gij weet het; wat uit mijne lippen is gegaan, is voor uw aangezicht geweest.” Den 26sten Augustus 1739 deed hij zijn intrede in de kerk van Werkendam en De Werken.

Hier vierde hij zijn zilveren ambtsjubileum, predikende over de woorden van Psalm 71 de verzen 17 en 18: „O God! Gij hebt mij geleerd van mijne jeugd aan, en tot nog toe verkondig ik uwe wonderen. Daarom ook, terwijl de ouderdom en grijsheid daar is, verlaat mij niet, o God! totdat ik dezen geslachte verkondige uwen arm, allen nakomelingen uwe macht.” Op den 12den Augustus 1564 overleed hij tot „algemeene smerte en droefheid der gemeente” in den ouderdom van 55 jaren (eigenaardig is, dat ook Calvijn in 1509 geboren werd en in 1564 overleed) na een kortstondige ziekte van weinige dagen.

Den 5den Augustus preekte hij nog des morgens over Jeremia 29 : 13: „En gij zult Mij zoeken en vinden, wanneer gij naar Mij zult vragen met uw gansche hart” en des namiddags over den 38sten Zondag. Den volgenden rustdag ving zijn eeuwige sabbath aan.Na zijn dood zag een bundel predicatiën het licht. Een criticus uit die dagen schrijft: „Ze eindigen met vragen, die hij gemeenlijk behandelt tot leering, vertroosting en bestiering in den weg der Godzaligheid, met oplossing van verschillende gemoedsgevallen, alles met zulk een sterkte, dat de schrijver doet zien, dat hij de waarheid, aan zijn gemoed geheiligd, zocht voort te planten, tot behoudenis van onsterfelijke zielen, waarom wij ons van harte vereenigen met den wensch, dat deze predikatiën na zijnen dood niet minder vruchten derbekeering waardig mogen voortbrengen dan toen zij met des nu zaligen Mans mond gehoord zijn.” En de Utrechtsche faculteit, die het bundeltje preeken moest approbeeren, getuigde, dat er „veele blijken van ’s Mans ervaarenheid in de kennisse der Waarheid, die na de Godzaligheid is”, in gevonden werden.

Nog worden de predicatiën van Ds Groenewegen in zekere kringen met veel stichting gelezen.

< >