Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Johannes Clarisse

betekenis & definitie

werd 19 October 1770 te Schiedam geboren. Aanvankelijk bezocht hij het gymnasium te Amsterdam en daarna eenzelfde inrichting te Schiedam.

In 1785 werd hij op loffelijke wijze tot de academie bevorderd. Eerst kreeg hij nu een uitnemende opleiding bij Ds Abraham Ledeboer.

In 1787 werd hij als student te Leiden ingeschreven, vooral om de lessen te volgen van de litterarische hoogleeraren. Van Leiden ging hij naar Utrecht, waar hij vooral genoot van de professoren G.

Bonnet, H. Royaards, P.

J. Bachienne, e.a.

In 1791 verdedigde hij zijn dissertatie over den Heiligen Geest. Zijn eerste gemeente was Doorn, waar hij met lust en liefde arbeidde.

In 1797 trok hij naar Enkhuizen, waar hij zeven jaren lang als predikant werkzaam was.

Hier beantwoordde hij tal van prijsvragen, terwijl hij tevens door verschillende verhandelingen de aandacht trok.

In 1803 werd hij dan ook tot professor benoemd bij de theologische faculteit aan de hoogeschool te Harderwijk. Op den 13den Juni 1804 hield hij zijn inwijdingsrede.

Ook werd hij in 1804 tot hoogleeraar in de wijsbegeerte te Groningen benoemd, maar hij bedankte uit liefde voor de theologie. Ook een professoraat te Franeker werd afgewezen.

Op elk gebied der theologie bleek hij thuis. Vooral de lessen over de ethiek boeiden.

In 1812 (de academie was in 1811 bij keizerlijk besluit gesupprimeerd) trok Clarisse als predikant naar Rotterdam, waar hij bijna drie jaar bleef. In 1815 vinden we hem te Leiden als theologisch professor.

Vijf en twintig jaar blonk hij hier als hoogleeraar uit. Zijn college’s werden geprezen.

Zijn kennis was een encyclopaedische.

Hij gold zelfs voor een „universeel genie”, maar vóór alles was hij wijsgeer.

Ook als moralist, als hoogleeraar in de Christelijke zedeleer, werd hij door sommigen geroemd. Hij gevoelde meer voor een toegepast, dan voor een leerstellig Christendom.

Vele dierbare panden ontvielen hem door den dood. In 1840 preekte hij als academieprediker zijn afscheid en in 1841 trad hij als hoogleeraar af.

Hij stierf 29 November 1846 op zijn buitengoed te Rhede. Hij was een groot geleerde, van buitengewone belezenheid.

Hij was echter een liberaal theoloog.

< >