Geboren te Wörhrd bij Neurenberg in 1518, studeerde te Wittenberg, was evangelisch predikant, maar werd wegens zijn polemiek tegen den keizer door den Neurenberger Raad in 1547 ontslagen. Hij ging toen naar Koningsberg, waar hij in 1549 hofprediker van hertog Albrecht werd.
Aanhanger van Osiander, stelde hij zich na diens dood (1552) aan het hoofd der Osiandristen, en bezette alle plaatsen met zijn volgelingen. In zijn overmoed mengde hij zich ook in politieke zaken, waardoor hij zich den haat van den adel en de standen des lands op den hals haalde.
Een commissie van enquête verklaarde hem schuldig aan het stichten van tweedracht in kerken en wereldlijke regeeringen en veroordeelde hem wegens ketterij en hoogverraad ter dood. In 1566 werd hij onthoofd.