Het Arameesch had reeds lang voor de Christelijke jaartelling het Hebreeuwsch als spreektaal verdrongen. Maar het Arameesch werd in den mond der Joden spoedig iets gemengd met de taal van het land waar zij woonden.
In den loop der tijden ontstond op die manier: jüdisch-Arameesch, jüdisch-Arabisch, jüdisch-Spaansch enz. Het jiddisch zou jüdisch-Duitsch kunnen worden genoemd.
De Oost-Europeesche Joden bedienen zich uitsluitend van het jiddisch. In boeken en kranten (ook dagbladen verschijnen in het jiddisch) worden de Hebreeuwsche drukletters gebruikt en in brieven het Hebreeuwsche cursiefschrift, zoodat alles den indruk maakt Hebreeuwsch te zijn.De Oost-Europeesche Joden beschouwen jiddisch als hun eigen taal, ofschoon nog niet veel positiefs is vastgesteld over het ontstaan van het jiddisch. In 1913 is in de bibliografie der filologische literatuur ook wat over het jiddisch gepubliceerd.
Voor zelfonderricht bestaat een practische spraakkunst met leesoefening door S. Birnbaum (Praktische Grammatik der jiddischen Sprache für Selbstunterricht) uitgave Hartleben’s Verlag te Weenen en te Leipzig.
De Joden, die uit het midden en Oosten van ons werelddeel in de 17e eeuw en later in ons land kwamen, brachten het jiddisch mede en ook in Nederland is het jiddisch wel een paar eeuwen de omgangstaal geweest in het onderling verkeer bij de Joden. Oudere Joden weten nu nog uit jeugdherinneringen te spreken van den Rebbe, die zijn droosje (preek) in het jiddisch hield.
In het Hollandsch jiddisch vindt men een mengsel van Duitsch, Nederlandsch, Hebreeuwsch, Arameesch en ook wel Poolsch en Russisch.
Er bestaat ook een Nederlandsch boek, dat inlicht over „het Joodsch in Nederland” door J. L. Voorzanger en J. E. Polak Jzn., uitgave van Erven H. v. Munster en Zoon, Amsterdam.
Een van de beste kenners van het jiddisch was J. L. Perets, de bekende Joodsche schrijver (1851—1915). Van dezen Poolschen schrijver heeft C. J. Hildesheim een werkje vertaald, dat in de Wereldbibliotheek verscheen onder Joodsche volksverhalen. Perets geeft daar een juiste blik op het leven der Chassidische Joden, terwijl een lijst aan het slot de vertaling geeft van vele jiddische woorden.
Sedert het ghetto-leven in Amsterdam is opgeheven, is de Joodsche omgangstaal ook verdwenen. Er zijn nog wel enkele woorden bewaard, zooals b.v.: goolemen (droomen), doegenen (den priesterzegen uitspreken), bensjen (een gewone zegenwensch of dankgebed na den maaltijd uitspreken), deisje ibber de jeloodem = zwijg over de kinderen, myleg (koning), majemen (regenen). Een „azzespoonem” is iemand met een brutaal gezicht. Van die echt Joodsche woorden zijn er in het algemeen bij ons volk wel blijven hangen. B.v gannef (dief), besjollemen (betalen), boks (broek), emmes (waar), tof (goed).