Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Jezuïeten

betekenis & definitie

Stichting van de orde De stichter van deze orde was Ignatius Loyola (zie art.). In Parijs ontmoette Loyola, toen hij aan de universiteit studeerde, enkele mannen, die met hem den stoot gegeven hebben tot het stichten der orde.

Deze mannen waren allen geïnspireerd door de geestelijke mentaliteit van Loyola. Die mannen waren Petrus Faber, Frans Xaver, Diëgo Lainez, Alfonso Salmeron, Nicolaas Bobadilla, Claude du Jai en Pascal Broët.

Op 15 Augustus 1534 legden de vrienden in de kerk op Montmartre de monnikengeloften af. Zij beloofden zich onvoorwaardelijk in dienst van den paus te zullen stellen.

Loyola reisde met Faber en Lainez naar Rome om dit aan den paus bekend te maken. Zij wilden arbeiden tot uitbreiding van het Catholieke geloof en tot heil der zielen.

Het gezantschap noemde zich Compania de Jesus of Ordo societatis Jesu, en tot devies werd gekozen omnia ad maiorem Dei gloriam. De paus Paulus III keurde de orde goed en op 27 September 1540 werd de orde door de bul Regimini militantis ecclesiae feestelijk bekrachtigd.Inrichting van de orde Op 4 April werd Loyola tot generaal der orde benoemd. De inrichting was geheel en al op militaire leest geschoeid. Alleen lichamelijk gezonde en geestelijk begaafde jonge mannen werden tot de orde toegelaten. Eerst moesten zij een proeftijd van twee jaren doormaken. Wanneer men die met goed gevolg doorgekomen was, legde men de drie monnikengeloften (gehoorzaamheid, armoede en kuischheid) af. Dan kon men dadelijk wereldlijk coadjutor worden voor economische aangelegenheden in de orde, of men kon verder gaan, om zich voor geestelijken arbeid te bekwamen.

In het laatste geval werd men eerst scholasticus approbatus en na volbrachte studie en doorgemaakte oefeningen op ascetisch gebied werd men scholasticus formatus. Daarna werd men als geestelijk coadjutor bestemd voor studie en zielezorg. De knapsten van deze scholastici formati noemt men prof essi. Men onderscheidde echter tusschen professi van drie en van vier geloften. De laatste hebben behalve de drie afgelegde beloften ook de belofte van volkomen onderwerping aan den paus, wat deze ook op zou mogen dragen in het werk der zending onder de Heidenen en de ketters. Deze laatste zijn de uitverkorenen van de orde en vormen haar kern.

Aan het hoofd van de orde staat de generaal die als een monarch heerscht. Hij heeft echter assistenten, die ervoor waken moeten, dat de generaal zich niets aanmatigt, dat in strijd zou zijn met de beginselen van de orde. Daarenboven heeft de generaal een admonitor, d. i. een biechtvader, die op hem moet toezien.

De hoofdeisch der orde is blinde gehoorzaamheid. De Jezuiet moet zich zoo volkomen willen onderwerpen aan zijn meerderen, alsof hij een lijk ware (ac si cadaver esset). Deze cadavergehoorzaamheid wordt eerst na langdurige geestelijke training verkregen. Men kan zich nauwelijks een goede voorstelling maken van de. geestelijke dressuur, welke in die orde bestaat. AI haar leden verbinden zich om zich geheel en al los te maken van de wereld. Voor den Jezuiet bestaan geen banden des bloeds en geen banden der vriendschap meer.

Bij hem is geen liefde meer tot zijn vaderland. Al die neigingen zijn uitgeroeid. De Jezuiet bezit zelfs geen eigen oordeel meer. Hij is een willoos instrument van den paus geworden.

Moraal van de orde De moraal van de orde, zooals die langzamerhand zich ontwikkeld heeft is verderfelijk voor de Christelijke zedeleer. Drie grondslagen van die moraal stellen we hier met nadruk op den voorgrond.

1°. Het Probabilisme. Hieronder wordt verstaan, dat iedere daad van den mensch goed is, wanneer hij maar een waarschijnlijkheidsgrond ervoor kan aanwijzen, of wanneer een aanzienlijk kerkleeraar de handeling met zijn woord dekt, afgedacht, of de consciëntie van den handelenden persoon er ook tegen getuigt. Door dit Probabilisme wordt de zenuw van de waarachtige zedelijkheid doorgesneden, want, al wat uit het geloof niet is, dat is zonde volgens de Heilige Schrift. Wie tegen zijn consciëntie handelt, maakt zich schuldig jegens God, den grooten Wetgever, aan wien wij rekenschap moeten afleggen van al onze daden.
2°. Het geestelijk voorbehoud of de mentalis reservatio. Hieronder verstaat men, dat iemand aan zijn woorden een beteekenis mag geven, welke zij, redelijker wijze geoordeeld, niet hebben kunnen en die de spreker voor zich zelven houdt (voorbehoud, reservatio). Om dit met een voorbeeld duidelijk te maken, diene het volgende. Wanneer iemand vraagt naar wat gij niet zeggen moogt, omdat gij beloofdet te zullen zwijgen, dan is het volgens de zedeleer der Jezuieten geoorloofd te zeggen: ik weet het niet, en er bij te denken (dat is dan het voorbehoud) om het u mede te deelen.
3°. Het Intentionalisme. Men heeft dikwerf beweerd, dat de Jezuieten leeren: „het doel heiligt de middelen”; maar deze uitspraak zal men tevergeefs in hun boeken zoeken. De zaak als zoodanig wordt echter door hen wel geleerd want zij leeren, dat men een kleinere zonde mag doen om een grootere te voorkomen. En wat is dat in het wezen der zaak anders dan „het doel heiligt de middelen?” (methodus dirigendi intentionis).

Werkzaamheid der orde De orde der Jezuieten is het strijdbaar leger van den paus. Aan hem zijn de leden dan ook alleen rekenschap verschuldigd. Van elk ander kerkelijk opzicht zijn ze vrij. „De Jezuieten deinzen voor geen moeite terug en ook voor geen middel, om den uiterlijken bloei van de kerk, haar macht en grootheid te bevorderen.” Ze besteden hun gaven en talenten, ja hun gansche leven tot meerdere glorie van de kerk. De schitterende geestesgaven, waarover zij beschikken, de bewonderenswaardige moed, welken zij aan den dag leggen, de koele en sluwe berekening, welke zij toonen, maken hen tot een ontzettende macht, welke op velerlei gebied zich laat geworden. Zij zijn de ijverigste propagandisten voor Rome’s kerk en de meest geduchte tegenstanders van het Protestantisme. Zij maken alle krachten mobiel voor de kerk. „Daar zij zelve gebonden zijn aan een boven hen staande macht, en deze ten allen tijde onvoorwaardelijk gehoorzamen, eischen zij ook van ieder, hetzij vorst of onderdaan, volkomen onderwerping aan de alleenzaligmakende kerk en die is geïncarneerd in hen.

Hun arbeid richtte zich van meet af voornamelijk op drie dingen: op den biechtstoel, hei onderwijs en de missie. De Jezuieten traden voornamelijk als biechtvaders op onder de hoogere standen en aan de hoven. Daardoor hebben zij, voornamelijk in Roomsche landen, het geheele politieke leven beheerscht. De geschiedenis der contrareformatie is door hen bewerkt. Zij hebben aangesticht tot religieoorlogen, zij hebben de hand gehad in vorstenhuwelijken, zij hebben hun zin doorgedreven in het benoemen van hoogwaardigheidsbekleeders.

Er werd door hen ook bijzondere zorg besteed aan het onderwijs der jeugd. Zelve bekwamen zij zich in alle vakken van wetenschap en zij zetten hun kennis om in het onderwijs aan de jeugd en de jongelingschap. Hun adem moest over het opkomend geslacht gaan.

Zij openbaarden ook een zeer sterke begeerte naar de missie. Het door het Protestantisme verloren gegane terrein wilden zij onder de Heidenen terugwinnen. Met groote overgegevenheid en ijver arbeiden zij in het werk der zending. Het was hun echter meer om succes dan om waarachtige bekeering te doen. Zij verbonden wel aan de kerk, maar niet aan Christus. Het geheele zendingswerk wordt geleid door de Congregatio de propaganda fide, een soort seminarie voor zendelingen, gesticht in 1622 door paus Qregorius XV. De eerste missionarissen waren Frans Xaver in Japan en Mattheus Ricci in China.

Geschiedenis van de orde In de 18e eeuw kwamen er donkere wolken aan den horizont van de orde. Niet alleen door de „Aufklärung”, maar ook door den strijd van Pascal en de zijnen was de orde in de schatting van duizenden zeer gedaald. Daarbij kwam, dat de inmenging in politieke zaken aan velen de oogen opende voor het gevaar, dat van de zijde der orde dreigde. De vonken, die allang gesmeuld hadden, werden aangewakkerd tot een heldere vlam. In 1759 werd de orde in Portugal opgeheven. Lodewijk XV dreef de Jezuieten in 1764 uit Frankrijk.

Spoedig daarna werd de orde zelfs uit Spanje verbannen (1767). Eindelijk zag paus Clemens XIV (1769— 1777) zich genoodzaakt, daartoe door verschillende hoven gedwongen, de orde op te heffen. Dit geschiedde in 1773 met de Brève Dominus et Redemptor. De opheffing werd door alle Catholieke regeeringen voltrokken. Frederik II liet haar in Silezië bestaan en ook in Rusland bleef ze bestaan tot 1816. In andere landen leefde ze voort in nieuw gestichte orden, zooals „Congregatie van het heilige hart” en de „Orde der Redemptoristen of Liguoranen”.

Pius VII (1800— 1823) herstelde de orde in 1814 met de bul Sollicitudo omnium. Uit Spanje werd de orde in 1820 en 1834 weder verbannen. Uit Portugal, waar ze in 1829 was teruggekeerd, werd ze weer verdreven in 1837. De Juli-revolutie van 1830 verdreef ze uit Frankrijk. Onder Louis Philippe keerden de Jezuieten terug, maar de tegenstand werd zoo groot, dat Roothaan, de generaal der orde, haar in 1845 uit Frankrijk terugriep. In 1846 werden ze verdreven uit Zwitserland.

De Revolutie van 1848 verdreef ze uit Oostenrijk. In België alleen liet men de orde ongemoeid. In 1850 keerden de Jezuieten in de meeste landen terug. In 1860 werd de orde weer verdreven uit alle Italiaansche staten, uitgezonderd Venetië. Zelfs uit Mexico, evenals uit andere staten van Midden- en Zuid-Amerika werden ze verjaagd. In Duitschland werd in 1870 een wet aangenomen, waarbij de Jezuieten-orde en alle met haar verwante orden werden opgeheven. In 1904 is daar een paragraaf uit de wet gelicht, waardoor het mogelijk werd, dat op zichzelf staande Jezuieten in Duitschland mochten verblijf houden.

Het steeds wassend Ultramontanisme vond in de Jezuieten ijverige propagandisten.

< >