Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Faber

betekenis & definitie

I. Faber Stapulensis, Jacob, beter bekend onder den naam van Lef'evre d’Etaples, humanist en voorlooper der Reformatie.

Hij werd geboren 1450 te Etaples in Picardië, studeerde in Parijs, Florence en Rome humanistische wetenschappen en filosofie. Daarna arbeidde hij onder veel bijval in Parijs aan het college Lemorne.

Door den bisschop Brigonnet, die zeer bevriend met hem was, ontving hij een plaats in de Benedictijner-abdij St. Germain de Prés bij Parijs.

Daar bleef hij tot 1470. Daar begon hij de Heilige Schrift te bestudeeren.

Zijn commentaren over de brieven van Paulus (1512), de Catholieke brieven (1525) en de Evangeliën (1527) waren van groote beteekenis, omdat hij een gezonde exegese volgde en brak met de destijds gebruikelijke allegorische exegese. Reeds in 1517 werd hij verdacht van ketterij naar aanleiding van een geschrift van zijn hand getiteld: De Maria Magdalena.

De Sorbonne gaf last het te verbranden. Zoo ging het ook met zijn Commentaar over dé Evangeliën.

Dit alles weerhield Brigonnet niet (die intusschen bisschop van Meaux geworden was) om in 1525 Lefèvre generaalvicarius te maken.

Van hem is de Fransche overzetting van het Nieuwe Testament, welke hij in 1523 uitgaf.

In de voorrede sprak hij vrijmoedig over het formeele en materieele beginsel van de Reformatie. Nu werd een commissie van onderzoek ingesteld naarde ketterijen in de diocese van Meaux; maar Lefèvre vluchtte naar Straatsburg (November 1525).

Koning Frans benoemde hem echter tot koninklijken bibliothecaris in Blois, waar hij aan de vertaling van het Oude Testament zich wijdde, welke in 1528 verscheen. In het laatst zijns levens woonde hij onder de hoede van Margaretha van Navarre in Nérac.

Aldaar stierf hij in 1536.Alhoewel Le Fèvre nooit de Roomsch-Catholieke kerk verlaten heeft, was hij toch een aanhanger van de Reformatie. Door zijn litterarischtheologischen arbeid is hij als een van de meest-beteekenisvolle voorgangers van Calvijn te beschouwen.

II. Faber, Johannes Heigerlin, bisschop van Weenen. Hij werd in 1478 te Leutkirch geboren als zoon van een smid. Hij werd al vroeg Dominicaner, studeerde in Tübingen en Freiburg theologie en canoniek recht. In 1518 werd hij generaalvicarius in Bazel. Aanvankelijk gevoelde hij veel voor het Humanisme en voor Luther.

Hij was bevriend met Melanchton, Zwingli, Oecolampadius en ook met Erasmus. Nadat hij een reis naar Rome gemaakt had (1521) veranderde hij van gezindheid en werd een heftige tegenstander van de Reformatie. In 1522 begon hij reeds tegen Luther te schrijven. Opus adversus nova quaedam dogmata Lutheri en Pro coelibatu contra conjugium. In 1523 woonde hij het dispuut met Zwingli bij en streed met dezen, maar zonder goede uitkomst. Daarna predikte hij in Duitschland tegen Luther.

Kort daarop werd hij hofkapelaan van koning Ferdinand te Weenen. In 1526 woonde hij het dispuut te Baden bij. In 1526 en 1529 was hij op de rijksdagen te Spiers. In 1530 te Augsburg, waar hij een van de opstellers der Confutatio was. In 1531 werd hij bisschop van Weenen. Hij trachtte de Reformatie te bestrijden door betere catholieke priesters te vormen.

Daardoor kwam hij zeer in de gunst van den paus te staan. In 1540 gaf hij nog listigen raad aan Ferdinand inzake den terugvoer der Lutherschen in den schoot der kerk. In 1541 stierf hij in Weenen. Zijn stof wordt in de Stefansdom bewaard.

lIl. Faber, Gellius Faber de Boama, werd geboren te Leeuwarden, waar zijn vader koopman was. Hij werd opgeleid voor den geestelijken stand, en werd pastoor te Jelsum. Hij stond reeds positiefreformatorische beginselen voor, voordat Luther optrad. Hij hekelde de gebreken der Roomsche kerk in zijn prediking. Hij verwierp de tusschenkomst der heiligen, wees op het middeiaarsschap van Christus en hield zich alleen aan de Heilige Schrift.

In 1536 brak hij met de Roomsch-Catholieke kerk en werd evangelisch prediker te Embden als opvolger van Hermannus Heinrici. Hier is Faber de Bouma gebleven tot zijn dood in 1564. Hij moet tot de Gereformeerden gerekend worden en niet tot de Lutherschen. In 1551 zag van zijn hand het licht een geschrift tegen de Wederdoopers. In 1636 gaf G. Udemans te Haarlem uit: G. de Bouma Catechismus, mitsgaders een Samenspraak over 't Heilig Avondmaal. Ook zijn van zijn hand eenige Gezangen en het Embder Gezangboek.

IV. Faber (Favre), Peter Franz. Hij werd in het begin der 18e eeuw geboren te St. Barthelemy. Later priester te Laudun in Languedoc. Hij begeleidde Frans de la Baume, bisschop van Halicarnassus, in partes infidelium, als biechtvader op een inspectiereis naar Cochin-China (1738—1741).

Toen Baume (vooral tegenover de Portugeesche Jezuieten) waarschuwend optrad, beschouwden deze hem als een ketter. In 1740 stierf Baume (misschien door het doorgestane leed of door vergif) en Faber volgde hem op. Hij ging naar Rome, om rekenschap van zijn handelingen af te leggen, maar de Jezuieten waren hem reeds voor geweest. Nu trok zich Faber uit het openbare leven terug en beschreef zijn wedervaren in het boek Lettres édifiantes et curieuses (1746), dat echter dadelijk na zijn verschijning door den bisschop van Lausanne veroordeeld en in Freiburg verbrand werd. De exemplaren, die nog over waren, werden door de Jezuieten opgekocht en vernietigd. Faber stierf op 80-jarigen leeftijd.

< >