I. Ignatius met den bijnaam Theoforos, bisschop van Antiochië, was een der apostolische vaders, die volgens de gewone gangbare meening in 107 onder Trajanus in Rome vpor de wilde dieren geworpen werd (volgens anderen circa 138).
Volgens de martelaarsboeken moet de keizer in eigen persoon bij gelegenheid van diens verblijf in Antiochië aan Ignatius diens vonnis aangezegd hebben, maar dat berust niet op voldoende gronden. Waarschijnlijk is Ignatius als voorganger van een verboden samenkomst door den Syrischen proconsul veroordeeld.
Daarna is hij naar Rome gevoerd, waar hij in het amphitheater den marteldood vond. Over zijn brieven is veel geschreven.
In 1560 meende men 15 brieven van Ignatius gevonden te hebben. In 1640 vond men er zeven, die ongetwijfeld echt zijn.
Ze werden geschreven aan Efeze, Tralies, Magnesia, Rome, Filadelfia, Smyrna en aan Polycarpus. In zijn brief aan de Romeinen spreekt hij met groote voorliefde over het martelaarschap.
De brief aan Polycarpus is een pastoraalbrief, waarin Ignatius zich doet kennen als een wel milde, maar toch ook krachtige persoonlijkheid. De andere brieven gaan over de eenheid der kerk, de voortreffelijkheid van het bisschopsambt, de verwerpelijkheid van de ketterij.
Zeer breed uitgewerkt is de idee van het episcopaat.
De bisschop neemt een gansch bijzondere plaats in onder de presbyters.
Zonder zijn wil kon geen doop, avondmaal, godsdienstoefening, huwelijkssluiting plaats vinden. De bisschop is de drager van de eenheid der kerk.
De ketterij, welke Ignatius bestrijdt, is het Docetisme.II. Ignatius van Constantinopd, aldaar patriarch, geboren circa 790, was de zoon van keizer Michael I. Leo de Armeniër, die Michael den troon ontroofde, ontmande Ignatius en wierp hem in een klooster. Daar kwam hij langzamerhand tot de waardigheid van patriarch. Hij verkreeg die waardigheid in 847. Hij was een zeer gestreng boetprediker, die zijn waarschuwend woord vooral richtte tegen het hof, bijzonder tegen Caesar Bardas.
Dat bewoog Michael III hem in 858 te verbannen naar het eiland Terebinthus. In zijn plaats werd de geleerde Photius benoemd. Ignatius gaf zijn aanspraken op den patriarchalen zetel echter niet prijs, maar hij wendde zich tot den Roomschen Stoel om bemiddeling. Nicolaas I verklaarde zich, in tegenstelling met zijn omgekochte legaten, voor Ignatius. Nadat Michael door Basilius Macedo vermoord was (867) werd Photius verjaagd en Ignatius weder in eere hersteld, hetgeen feestelijk door een synode in Constantinopel ’gevierd werd. Daar Ignatius ten opzichte van Bulgarije de aanspraken van zijn stoel tegenover dien van Rome verdedigde, geraakte hij weder met den paus in strijd (Hadrianus II).
Die strijd was nog niet geëindigd, toen Ignatius stierf (878). In de Grieksche kerk wordt Ignatius als een heilige vereerd. Zijn dag is 23 October.
III. Ignatius Loyola (Juïgo Recalde de Loyola), stichter van de vermaarde orde der Jezuieten. Hij werd geboren in 1491 uit een oud adellijk geslacht te Azpeytia in Spanje. Als knaap kwam hij aan het hof van Ferdinand den Catholieke. Door eerzucht gedreven kwam hij in het leger en in Mei 1521 werd hij bij de heldhaftige verdediging van Pamplona door een kanonschot in het been verwond. Tijdens zijn langdurige krankheid kwam hij tot meerderen ernst en na hevigen inwendigen strijd vatte hij het voornemen op om zijn geheele leven Gode te wijden en daarbij heiligen zooals Franciscus van Assisi en Dominicus Guszman nog te overtreffen.
Toen hij genezen was, reisde hij naar den Montserrat, Spanje’s heiligen berg, en hing daar aan het altaar van Maria zijn wapenen op, hield den ganschen nacht staande voor het Maria-beeld of ook knielend de wacht als ridder en legde de biecht af. Hierna ging hij in het Dominicaner klooster te Mauresa, waar hij besloot na ontzaglijke zieleworstelingen en heftige kastijdingen zijn vroegere leven in de zonde voor altoos te vergeten en nooit in de biecht daar iets meer van te zeggen. De vrucht van zijn verblijf in Mauresa vindt men in zijn geestelijke oefeningen. Over Barcelona en Venetië maakte Loyola een reis naar het heilige land, waar hij zich wijden wilde aan de bekeering der ongeloovigen, maar hij kwam tot de overtuiging, dat hij eerst een wetenschappelijke vorming moest ontvangen, eer hij tot heil van anderen kon werkzaam zijn. Na twee jaren een Latijnsche school te Barcelona bezocht te hebben, kwam hij op de universiteit te Alcala, Salamanca en van 1528—1535 te Parijs, altoos ijverig studeerende en gelijkgezinden rondom zich verzamelende. Hij werd meer dan eens voor verdacht aangezien door de inquisitie, en werd deswege in den kerker geworpen.
In Parijs ontmoette hij de mannen, die met hem den stoot gegeven hebben tot de stichting van de orde der Jezuieten, en die voornamelijk door de geestelijke oefeningen van Loyola geïnspireerd waren. Die mannen waren Petrus Faber uit Savoye, van geringe afkomst en middelmatige geestesgaven, maar een jonge man met onbuigzame wilskracht; Franz Xaver, uit een adellijk Baskisch geslacht een zeer begaafde jongeman, daarbij zeer eerzuchtig ; Diego Lainez, uit Castilië, de meest wetenschappelijke onder de vrienden, daarbij een eerste redenaar; Alfonso Salmeron, uit Castelië, een listig man; Nicotaas Bobadilla, een Spanjaard; Claude du Jai, geboren in Genève, een diplomatiek genie; en Pascal Broët, een Nederlander, wat langzaam en nuchter van aard, maar taai en goedmoedig tevens. Op 15 Augustus 1534, den stichtingsdag der orde, legden de vrienden in de kerk op Montmartre te Parijs, de monnikengeloften af. Zij beloofden in Palestina voor het heil hunner medemenschen te zullen arbeiden, en, wanneer dat niet mogelijk zou blijken, zich onvoorwaardelijk ten dienste van den paus te stellen. Het plan van de in 1537 vastgestelde reis naar het heilige land moest opgegeven worden. Toen toog Loyola, die ondertusschen in Venetië de priesterwijding ontvangen had, met Faber en Lainez naar Rome, om zich in dienst van den heiligen vader te stellen tot uitbreiding van het catholieke geloof en tot heil der zielen.
Het plan van het door het genoemde vrienden gestichte gezelschap, dat zich ingevolge een bijzondere openbaring Compania de Jesus noemde en dat tot zijn devies had gekozen omnia ad maiorem Dei Gloriam d. w. z. alles tot meerdere eere Gods werd door paus Paulus III goedgekeurd. De nieuw gestichte orde werd door een bul Regimini militantis ecclesiae op 27 September 1540 feestelijk bekrachtigd. Op 4 April 1541 werd Loyola benoemd tot generaal der orde. Aan onbuigzame wilskracht en stalen moed paarde zich gloeiende eerzucht bij Loyola. Hij had daarenboven een levendige en rijke fantasie en een ongeëvenaarde gave om met listigheid de middelen te bedenken, die hem tot het voorgestelde doel konden leiden. Zijn spreuk luidt: listigheid met minder heiligheid brengt meer tot stand dan meerdere heiligheid maar zonder listigheid.
In 1552 stichtte Loyola het Collegium germanicum in Rome. Daar kwam de zetel te staan van de contra-reformatie in Duitschland. Loyola stierf 31 Juli 1556. Loyola heeft door bewonderenswaardige overgave zichzelven onder zijn macht gebracht en anderen ook voor die macht doen bukken (zie art Jezuieten). Toen hij stierf, telde de orde al 1000 aanhangers. Het stof van Loyola rust in de hoofdkerk van de orde al Gesü in Rome.
In 1605 werd Loyola zalig en in 1622 heilig gesproken. Van zijn werken zijn de voornaamste :
1°. Exercitia spiritualia 1548, een boek, dat bijna in alle levende talen is overgezet.
2°. Constitutiones Sociëtatis Jesu, 1558. 3°. Epistolae Sancti Ignatii (nog onvolledig).