Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Jan Jansz. Starter

betekenis & definitie

1594—1626, figuur uit de 17e eeuwsche letterkunde, was Engelschman van geboorte, maar kwam reeds jong te Amsterdam, waar hij zijn jeugd sleet in den kring van Hooft, Bredero, Coster en hun vrienden. In 1614 vertrok hij als uitgever en boekverkooper naar Leeuwarden.

Daar stichtte hij een rederijkerskamer, die de stukken speelde, door hem gemaakt: tragi-comedieën, in den trant van Bredero, met komische tusschenspelen, en kluchten. De dartele geest die sprak uit dit tooneelspel (dat nauw verwant is aan ’t spel der Duytsche Academie te Amsterdam), wekte ergernis bij de predikanten (o.m. bij Bogerman).

Misschien daardoor verhuisde Starter naar Franeker, waar hij een oogenblik rechten studeerde. Zijn gezin in Friesland achterlatend, trok hij spoedig weer naar Amsterdam.

Daar raakte hij steeds meer in de schuld, tot hij tenslotte met de huurtroepen van den graaf van Mansveldt (als diens historieschrijver, naar het heet) meetrok, Duitschland in. Op een der veldtochten van het leger is hij, waarschijnlijk in 1626, overleden.

Starters werk is veelsoortig, maar van één geest, dien van de optimistische, classieke levensbeschouwing, welke hij uit den academie-kring had overgenomen, ’t Bekendst zijn z’n klucht Jan Soetekouw (proeve van 17e eeuwsche volkskunst), zijn Friesche Lusthof (minneliedjes en bruiloftszangen van luchtig karakter), vaderlandsche poëzie (lof- en treurdichten op landsgrooten) en eenige lyrische dichtjes (eveneens proeven van volkspoëzie). Voorts voltooide hij Bredero’s nagelaten blijspel Angeniet.

< >