is een der drie zonen van Noach. Dat hij de jongste zou wezen, mag niet uit de bekende volgorde: Sem, Cham en Jafet (Gen. 5 : 32; 7 : 13; 9 : 18; 10 : 1 ; 1 Kron. 1 : 4) opgemaakt.
Deze gaat op kiankoverwegingen terug. Zijn naam is duister.
In Gen. 9: 27 wordt in de bekende uitspraak: „God make ruimte (jaft) voor Jafet” slechts een woordspeling, geen taalkundige verklaring gegeven. De Grieksche overlevering spreekt van Japet(os) als den vader van Prometheus en grootvader van Deukalion, den stamvader van wat we gewoon zijn de Noachitische menschheid te noemen.In den volkenlijst van Gen. 10 wordt hij in vs. 1—5 de stamvader genoemd van zeven volken, die deel uitmaken van wat wij delndogermaansche of Arische groep noemen. Ze wonen ten Noorden (de Kimmeriërs, de Skythen en de Mediërs) en ten Westen (de Joniërs, de Tibarënen, de Moschiërs en de Tyrsenen) van Palestina. [ 3.