Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Cham

betekenis & definitie

wordt (Gen. 9 : 18—29) genoemd als de jongste (vs. 24; de volgorde Sem, Cham en Jafet is vrucht van welluidendheidsoverwegingen) van Noachs zonen, die in natuurlijk schaamtegevoel en kinderlijke piëteit tegenover zijn vader ernstig te kort schiet. Het zien van zijns vaders naaktheid moge toevallig zijn geweest, maar dat hij het zijn broeders vertelde en aan het licht bracht wat verborgen had moeten blijven, bewees diepgaande zedelijke verwording.

Blijkbaar waren homosexueele neigingen, gelijk Gen. 19 : 6 en Richt. 19 : 22 tot uiting komen, hem niet vreemd.Zoodra Noach ervaart wat geschied is, spreekt hij, het wezen zijner zonen peilend en door goddelijken Geest aangegrepen, uit kracht van zijn vaderlijk gezag vloek en zegen over hen uit.

De vorm van den vloek levert moeilijkheden, wijl deze niet gelegd wordt op Cham, maar op diens zoon Kanaan. Velen zijn geneigd aan te nemen, dat de vloek oorspronkelijk Cham zelf trof, maar dat deze later, toen Cham’s onzedelijk wezen zijn hoogste uiting vond in de zinlijke verwording der Kanaanieten, door Kanaan is vervangen. Ten onrechte echter. Daar Cham zijn vader onteerde, valt gelijke straf op hem als vader van Kanaan, wien de vloek der uiterste slavernij treft, precies op dezelfde wijze als de zegen van Sem en Jafet in hun nakomelingen zich openbaren zal. Waarom juist als vader van Kanaan ? Diens zedelijke geaardheid moet Noach bekend zijn geweest. Noachs profetische blik ziet in de geaardheid van zijn naaste nakomelingen een teekening van wat de uit hen uitgroeiende volken zullen zijn.

En de geschiedenis bevestigt, dat hetgeen Cham’s misdrijf en Kanaan’s geaardheid karakteriseerde, juist de Kanaanieten van andere volken onderscheidde. De homosexueele neigingen zijn juist in dat volk tot openbaring gekomen (Gen. 19 : 6; Richt. 19 : 22), zoodat het land zelfs zijn bewoners „uitspuwde” (Lev. 18 : 25).

< >