Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Jacobus Trigland

betekenis & definitie

werd op 22 Juli 1583 te Vianen geboren en overleed op 5 April 1654, bijna 71 jaren oud, te Leiden. Hij heette eigenlijk Drie-eikels.

In zijn jeugd-jaren studeerde hij te Gouda, Utrecht en Amsterdam. In 1598 ging hij naar de Academie te Leuven.

Aanvankelijk bleef hij een trouw zoon der Roomsche kerk. Te Leuven bracht het onderzoek van Augustinus’ geschriften hem tot andere gedachten.

De leer van de verdienstelijkheid der goede werken deed hem straks de Roomsche kerkleer vaarwel zeggen. Op 19-jarigen leeftijd werd hij te Vianen tot rector van de school benoemd (1602).

In 1603 ging hij hier voor het eerst ten Avondmaal. In 1606 slaagde hij voor het praeparatoir examen voor Gouda.

In 1607 werd hij predikant te Stolwijk. Den 24sten December 1610 werd hij te Amsterdam als dienaar bevestigd.

Hier openbaarde hij zich als onverzettelijk Gomarist en Contra-Remonstrant.

Het Remonstrantisme werd de vijand, dien hij schier onafgebroken bestreed.

Tevens keerde hij zich tegen de ovebheersching van het burgemeesterlijk: Sic volo, sic jubeo in kerkelijke zaken. Zijn eerste geschrift was van 1615, zijn laatste in 1650: Kerkelijke Geschiedenissen.

In 1617 werd hij voor eenigen tijd aan de doleerende kerk te ’s-Gravenhage geleend. In 1618 ging hij ter Synode te Dordt (H.

Kaajan, De Pro-acta der Dordtsche Synode in 1618, Rotterdam, 1914, bl. 223; H. Kaajan, De Groote Synode van Dordrecht in 1618—1619, Amsterdam, 1918, bl. 53).

Hem viel de eer te beurt in de Commissie voor de redactie der Canones een plaats te krijgen. In 1623 schreef hij: Christelycke en VriendelyckeVermaninge aen de afhedwaelde Remonstrantsche Ghezinde, weerlegd door Wtenbogaert.

Vondel dreef metTrigland den spot (neus en gelaat van Trigland schijnen in ’t oog loopend rood en puisterig te zijn geweest) en sprak van ’t Kalkoensche Haentje en van karbonkels, waarvoor zelfs Bacchus de vlag moest strijken. Dr Rogge wil echter aan Triglands moraliteit niet twijfelen.

In 1634 werd hij tot hoogleeraar te Leiden benoemd.

Hij zou het Oude Testament, en vooral den profeet Jesaia op zijn colleges moeten behandelen.

Na den dood van Walaeus (1639) mag hij ook dogmatiek doceeren. In 1640 sprak hij een lijkrede uit over Thysius.

Nog was hem in 1634 het doctoraat in de theologie verleend. In 1637 werd hij tevens te Leiden predikant.

In 1640 verschenen al zijn werken in 3 deelen folio. In 1643 werd hij Rector Magnificus.

In 1650 opnieuw. In 1645 verzocht hij hem in den predikdienst te verlichten.

In 1650 verscheen nog zijn grootste werk (zie boven) op kerkhistorisch terrein, vooral tegen Wtenbogaert. In 1652 leed hij aan hardhoorigheid.

Op den 17den April 1654 sprak Coccejus de lijkrede uit.

Trigland was een trouw aanhanger der synopsis purioris theologiae geweest (H.

W. ter Haar, Jacobus Trigland, ’s-Gravenhage, 1891; Dr A. Eekhof, De theologische faculteit te Leiden in de 17de eeuw, 1921, bl. 45*, v.v.; Dr G.

J. Vos, Amstels Kerkèlijk Leven, enz., Amsterdam, 1903, bl. 140, v.v.; F.

L. Rutgers, Het Kerkverband, Amsterdam, 1882).

< >