was een bekwaam Roomsch Nieuw-Testamenticus. Hij werd geboren 1855 te Schijndel in Noord-Brabant, bezocht het gymnasium te GemeT, doch moest zijn studie afbreken.
Thuis in het bedrijf werkzaam vergat hij de wetenschap niet. Vooral echter verwierf hij zich bekendheid door een gedicht ter gelegenheid van het 25-jarig regeeringsjubileum van Willem III (1874).
In 1874 trad hij in het Jezuïeten-noviciaat te Mariëndaal bij Grave, studeerde daarna in de klassieke talen, wijsbegeerte en theologie en wel met zulk een ijver dat hij 1886 tot professor in de theologie werd bestemd, nadat hij in 1885 tot priester was gewijd.Van 1886—90 vertoefde hij te Beyroet, doorreisde geheel Palestina en verwierf zich daar een schat van kennis, die hem later bij zijn exegetische studies te stade kwam. 1891 tot 1917 was hij hoogleeraar in de exegese aanhetjezuieten-college te Maastricht. Als hoogleeraar werd Van Kasteren door zijn leerlingen zeer geroemd. Van beteekenis waren zijn geschriften van welke we noemen: de vertaling van de Evangeliën van Lucas en Johannes in de uitgave der Canisiusvereeniging, een verklaring van de brieven van Petrus en die van Judas, Hoe Jezus predikte? Wat Jezus predikte? Eene verklaring van het Onze Vader, Het Mattheüs-Evangelie en de Overlevering. Enkele van deze werden in het Duitsch vertaald. Voorts was Van Kasteren medewerker van verschillende binnen- en buitenlandsche tijdschriften. Ook op sociaal gebied en op dat der drankbestrijding heeft hij zich bewogen. Hij overleed 15 September 1918.