Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Inwijden, inwijding

betekenis & definitie

Ofschoon het grondwoord, in het Oude Testament gebruikt, steeds hetzelfde is, komt toch de zaak, er door aangeduid, in tweeërlei zin voor; allereerst als: het met eenige feestelijkheden in gebruik nemen, ’t zij van een gewoon huis, Deut. 20 : 5, ’t zij van een paleis, Ps. 30 : 1, ’t zij van de muren van Jeruzalem, Neh. 12:27. Maar dan voorts ook als: het godvruchtig afzonderen tot en bestemmen voor den dienst des Heeren van het heiligdom : ’t zij van het altaar in den tabernakel, Num. 7 : 10 v., ’t zij van den eersten tempel, 1 Kon 8 : 63, 2 Kron. 5—7 of van het altaar in dien tempel, 2 Kron. 7 : 9, ’t zij van den tweeden tempel, Ezra 6 : 16 v.

In het Nieuwe Testament wordt tweemaal van inwijden gesproken. In Hebr. 9 teekent de apostel het verbond Gods als dragende het karakter van een testament. Niet alleen om de vastheid ervan te doen uitkomen, maar ook, wijl er iemand sterven moet, zal het testament kracht verkrijgen. De nieuwe bedeeling des verbonds, het nieuwe testament, brengt de beloftenis der eeuwige erve krachtens den dood van Christus, Hebr. 9 : 15; maar ook de oude bedeeling, het oude testament, is niet zonder bloed ingewijd, vs 18; het bloed van het offerdier bezegelde, dat er een verbond was tusschen den Heere en Zijn volk. In Hebr. 10 : 20 lezen we van een verschen en levenden weg, welken Jezus ons ingewijd heeft door het voorhangsel, dat is, door Zijn vleesch, waarmeê de apostel zeggen wil, dat Jezus den toegang tot het heiligdom in den hemel ontsloot door een weg te banen, ten gebruike open te stellen, en in het evangelie te doen bekend maken.

< >