Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Ineensmelting

betekenis & definitie

Het woord ineensmelting is de vaste term voor de vereeniging van twee of meer kerken van dezelfde belijdenis en in dezelfde plaats. Toch is het van het woord vereeniging wel te onderscheiden.

Met het woord vereeniging duiden wij aan de samenvoeging van twee kerkengroepen, terwijl wij van ineensmelting spreken, wanneer twee of meer kerken in dezelfde plaats zich vereenigen. Vereeniging draagt dus een generaal (algemeen), ineensmelting een locaal (plaatselijk) karakter.Dit blijkt reeds uit de acta van de synode der Christelijk Gereformeerde kerk te Middelburg, 1869, waar de vereeniging der Christelijk Gereformeerde kerk en der Nederduitsch Gereformeerde gemeenten onder ’t kruis tot stand kwam. Deze synode nu besloot reeds, „dat, waar zulks om locale, financieele, of andere omstandigheden of redenen niet wel kan geschieden, dat de wederzijdsche gemeenten met elkander ineensmelten, om moeilijkheden te voorkomen het zelfstandig bestaan der gemeenten worde geëerbiedigd.” De synodale „vereeniging” van deze beide kerkengroepen (ook wel „hereeniging” genoemd, omdat zij beide uit de Afscheiding waren voortgekomen en reeds van 1834—1839 één waren geweest) sloot als vanzelf de plaatselijke ineensmelting in zich; alleen wegens bijzondere redenen mocht het zelfstandig naast elkander bestaan toegelaten worden. Zoo geschiedde b.v. te Middelburg, waar de Afgescheiden en de zoogenaamde Kruisgemeente naast elkander bleven bestaan.

Meer bepaald kwam deze ineensmelting echter aan de orde na de vereeniging der Christelijk Gereformeerde kerk, die uit de Afscheiding van 1834, en de Nederduitsch Gereformeerde kerken, die uit de Doleantie van 1886 waren voortgekomen, in het jaar 1892, op de synode te Amsterdam. Op verschillende plaatsen waren na 1886 twee kerken van dezelfde belijdenis, en levende onder dezelfde kerkenordening, naast elkander komen te staan. Toen nu op de synode te Amsterdam in 1892 de „vereeniging” getroffen was, verklaarde de synode aanstonds, dat „de vereeniging (der beide kerkengroepen) eerst dan ten volle beslag zal hebben erlangd, zoo ook de ineensmelting der plaatselijke kerken tot stand is gekomen. Hierbij echter dient groote omzichtigheid gebezigd, om geen onoverkomenlijke moeilijkheden voor de toekomst te scheppen, en blijft alle dwang van zelf uitgesloten” (Zie: Nadere bepalingen bij de Besluiten tot vereeniging III, art. 1). En de synode van Dordrecht, 1893, vermaande de kerken dan ook, „dat zij toch nooit (mochten) berusten in een altijd zondigen toestand van plaatselijke gedeeldheid”; en de dassen, dat, „zoolang daar nog uit dezelfde plaats meer dan één kerk vertegenwoordigd is, minstens eenmaal ’s jaars over die gevallen opzettelijk gehandeld worde”. Voorts sprak zij uit, dat bij alle plaatselijke ineensmelting de volgende regelen in acht genomen moeten worden nl. dat, vóór de vereeniging getroffen wordt, de grenzen der bedoelde kerken geheel gelijk moeten zijn; dat het beheer der kerkelijke goederen geheel door den kerkeraad kan geregeld worden en de eventueele „kerkelijke kassen” slechts tijdelijk blijven bestaan; dat de gemeenten er vooraf over gehoord moeten worden; dat alle leden van beide kerkeraden te zamen den eenen kerkeraad vormen; dat alle oude regelingen vervallen en alleen de bepalingen, die zij reeds gemeen hadden of met elkander vaststelden, blijven gelden; dat zij eerst in werking treedt nadat zij door declasse is goedgekeurd; en dat van de ineensmelting officieel mededeeling moet geschieden door den kerkeraad aan de regeering en aan den burgemeester der gemeente en door de classe aan de deputaten voor de correspondentie met de hooge overheid.

Dezelfde synode maakte ook een „ontwerp van een besluit, voor de plaatselijke ineensmelting van twee kerken door de beide kerkeraden te nemen”, met een „regeling van het beheer der goederen, fondsen en inkomsten”, door de vereenigde kerkeraden vast te stellen; benevens een ontwerp van mededeeling der ineensmelting aan de regeering en aan den burgemeester. Al deze ontwerpen zijn te vinden in de Acta der Generale synode van Dordrecht, 1893, art. 114.

< >