Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Hermannus Moded

betekenis & definitie

behoort niet minder dan Petrus Dathenus tot de meest bekende en invloedrijke leiders der reformatie in de Nederlanden. Te Zwolle geboren, werd hij den 16den Mei van het jaar 1550 aan de Universiteit te Keulen ingeschreven bij de filosofische Faculteit, waar hij in het jaar 1553 de „insignia magisterii” ontving (J. de Jong, De voorbereiding en Constitueering van het Kerkverband der Nederlandsche Gereformeerde kerken in de zestiende eeuw, Groningen, 1911, bl. 112 en 113).

Daarop werd hij lector van het Gymnasium Cucanum en twee jaren later op 1 Juli 1555 opgenomen in het „Consilium” der Faculteit. Te Keulen werd hij als geestelijke bij het Domkapittel aangesteld, en had hij als hoogleeraar zitting in den bestuursraad van de Universiteit.

Het was aldaar, dat „de Heere hem het beghinsel zijnder heyligher kennisse ghegheven heeft”, en zijn oog heeft geopend voor de misbruiken der Roomsche kerk. Als „halve ketter” verdacht, moest hij in 1556 Keulen verlaten.

Van Keulen is hij vermoedelijk naar Zwolle vertrokken. Tijdens zijn vicariaat te Zwolle (1557 tot 1560) heeft hij den koning van Denemarken Christiaan III als hofprediker gediend.

In de tweede helft van het jaar 1559 is Moded te Utrecht, waar hij, gevangen genomen, door de vlucht wist te ontkomen. Sedert brak voor hem een tijd van vervolging en zwerven aan.

In 1561 moest hij Zwolle verlaten, werd te Zutfen gevangen gezet, doch ontvluchtte opnieuw. Sedert trad hij als Reformator op.

Van 1561 tot 1567 is hij de voornaamste leider der Reformatorische beweging in Vlaanderen.

Ook hier werd de onverschrokken volksprediker en vurige Calvinist gevangen genomen, maar ook nu redde God telkens uit.

In 1561 verleende Moded zijn medewerking bij het opstellen van de Nederlandsche Geloofsbelijdenis van Guido de Bres. In 1562 was hij tegenwoordig op de synode van Antwerpen.

Op 5 April 1563 is hij te Emden. In 1565 reist hij van Genève naar Vlaanderen.

In 1566 keurde hij, de groote ijveraar, het beeldenbreken goed. In 1567 week hij naar Engeland uit, waar hij predikant werd bij de vluchtelingenkerk te Norwich.

In Maart 1568 reist hij naar Genève en woonde hij het Convent te Wezel bij. In 1571 is hij tegenwoordig op de synode te Emden.

In 1572 vinden we hem te Zierikzee werkzaam. De prins maakte hem tot zijn hofprediker.

Hierop keerde hij naar zijn gemeente te Norwich terug.

Nog in 1578 was hij in Norwich werkzaam.

In October 1578 is hij echter te Gent (zie artikel: Imbyze) met zijn vriend Datheen. In 1579 trok hij naar Antwerpen, waar hij schreef: Een corte tafel ende gantsch grondich Bericht van het Heylighe Nachtmael.

In 1580 trok hij naar Utrecht, waar hij den 17den October 1580 bij raadsbesluit tot predikant werd aangenomen. In 1581 woonde hij de Nationale Synode te Middelburg bij.

Te Utrecht bestond nog steeds de veete tusschen de zoogenaamde Jacobs-gemeente en de consistorialen; de spanning werd door de komst van Moded niet weggenomen (zie artikel Duifhuis). Met de komst van Leycester te Utrecht veranderde de toestand; de consistoriale kerk zette haar wil door en sedert 1586 bestond er slechts één Gereformeerde kerk.

Toen de zaken in Utrecht opnieuw een keer namen, ontvluchtte Moded, waarschijnlijk in 1588, heimelijk de stad. Daarna heeft hij weinig meer van zich laten hooren.

Hij vertrok weldra naar Duitschland en nam den naam van Hendrik van Benthem aan. Een poging om zich met de Utrechtsche gemeente te verzoenen gelukte.

Daarna vinden we hem in Zeeland, waar hij in 1603 nog toefde.

Ook weten we, dat hij in 1612 nog leefde.

Het schijnt, dat hij op zijn ouden dag eenzaam binnen Emden heeft geleefd en aldaar gestorven is. (G. J.

Brutel de la Rivière, Het leven van Hermannus Moded, Haarlem, 1879; J. de Jong, a.b., zie naamregister; J. Reitsma, Geschiedenis van de Hervorming en de Hervormde Kerk, Utrecht, 1916, zie: register; L.

Knappert, Het ontstaan en de vestiging van het Protestantisme in de Nederlanden, Utrecht, 1924, zie: register).Moded’s eigenlijke naam is Herman Strycker (J. de Jong, a.b., bl. 112). De naam Moded is waarschijnlijk af te leiden van het Hebreeuwsche werkwoord Tp, dat uitspannen of uitstrekken beteekent.

Zijn Apologie ofte verantwoordinghe Hermanni Modedt vindt men bij G. J. Brutel de la Rivière, Het leven van Hermannus Moded. „De aanmerkelijke diensten, die Moded, niet alleen aan de opkomende Hervormde kerken in Nederland, maar ook aan het Gemeenebest heeft bewezen, schijnen zijn gebreken en vaak verkeerde handelingen al vrij wel te kunnen vergoeden”. (W. te Water).

< >