Hamath aan de Orontes, ten Noorden van Damaskus, schijnt een oude nederzetting van de Hethieten geweest te zijn. Althans men heeft er oude Hethietische inschriften gevonden.
Koning Thoï zond reeds geschenken aan koning David, toen deze Hadadezer verslagen had (2 Sam. 8 : 9 e. v.). Hamath wordt meer dan eens als de Noordelijke grens van Kanaän voorgesteld (Num. 13 : 21; 1 Kon. 8 : 65; Amos 6 : 14; 2 Kon. 14 : 28).
De stad werd later door de Assyriërs veroverd (2 Kon. 18 : 34). Onder de vreemde volken, die naar Samaria gezonden werden om het ontvolkte land te bevolken, bevonden zich ook inwoners van Hamath (2 Kon. 17 : 24).
Zij brachten een afgod mede, dien zij Asima noemden (2 Kon. 17 : 30). Volgens de inschriften is Hamath naast Damaskus in de 8ste eeuw vóór Christus de meest-beteekenende stad van Noord-Syrië geweest.