Een volksstam, die enkele malen in de Heilige Schrift vermeld wordt: 1 Kron. 5 : 10, 19, 20; Ps. 83 : 7; terwijl in het enkelvoud de naam Hageriet gevonden wordt 1 Kron. 27 : 31. Het schijnt zeer voor de hand liggend dezen volksstam in verband te brengen met Hagar, Abrahams Egyptische slavin en bijvrouw, gelijk de Joodsche uitleggers plachten te doen, maar dit is toch beslist onjuist.
De verzamelnaam voor de van Hagar afstammende Arabieren is niet Hagarenen of Hagarieten, maar naar haren zoon Ismaëlieten, welke naam in Ps. 83 : 7 naast dien van Hagarenen voorkomt. Dat we nochtans te doen hebben met een volksstam van Arabische nationaliteit, staat wel vast.
Bij enkele Grieksche schrijvers komt hij voor onder den naam Agraioi, als een Noord-Arabische Bedoeienen-stam. En daarmee komt overeen dat de Rubenieten er mee te strijden hadden op de Oostgrenzen van Gilead (1 Kron. 5 : 10).
Aan hun Bedoeiensch karakter zal ook wel te danken zijn dat David uit hen een van de hoofdopzichters van zijn veestapel koos (1 Kron. 27 : 31).