Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Gilles Dionysfus Jacobus Schotel

betekenis & definitie

Zoon van den beroemden zeeschilder J. C.

Schotel, werd in 1807 te Dordrecht geboren, was Hervormd predikant achtereenvolgens te Lage Zwaluwe, Chaam en Tilburg, en woonde tijdens de lange jaren van zijn emeritaat te Leiden en daarna in zijn geboorteplaats, waar hij in 1902 overleed. Hij was een man van zeldzame werkkracht, groote belezenheid en schier ongeëvenaarde kennis van historie en folklore der 17de en 18de eeuw.

Behalve tientallen artikelen in periodieken van onderscheiden aard, schreef hij meer dan 50 grootere en kleinere werken, waaronder vele van blijvende waarde. De voornaamste zijn: Kerkelijk Dordrecht, 2 dln, 1839/45; De Abdij van Rijnsburg, 1851; Anna Maria van Schurman, 1853; Oude Zeden en Gebruiken in Nederland, 1859; Bijdrage tot de geschiedenis der kerkelijke en wereldlijke kleeding, 2 stukken, 1853/56; De Illustre School te Dordt, 1858; Het Klooster, het Hof en de Kerk der Augustijnen te Dordrecht, 1861; Geschiedenis van den oorsprong, de invoering en de lotgevallen van den Heidelbergschen Catechismus, 1863 (hiervan verscheen ook een Engelsche en een Duitsche vertaling); Het OudHollandsch huisgezin der 17de eeuw, 1867 (2de druk in 1904 bezorgd door Prof.

H. C.

Rogge); Het Maatschappelijk leven onzer vaderen, 1868 (2de druk in 1905 bezorgd door Prof. H.

C. Rogge); De Openbare Eeredienst der Nederlandsche Hervormde kerk in de 16de, 17de en 18de eeuw, 1870/71; De Academie te Leiden in de 16de, 17de en 18de eeuw, 2 dln, 1875.

Bovendien bewerkte hij een nieuwe vertaling van Becker’s Algemeene Geschiedenis, 10 dln, 1850/58, en redigeerde en voltooide hij het door Van der Aa begonnen Biographisch Woordenboek. Schotel was doctor honoris causa in de faculteit der letteren.

< >