Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Georg Major

betekenis & definitie

en de Majoristtsche strijd. Major werd in 1502 te Neurenberg geboren.

In 1536 was hij hoogleeraar in Wittenberg. In 1547 predikant in Merseburg en in 1548 weder hoogleeraar in de theologie in Wittenberg.

Hij stierf in 1574.Door Amsdorf werd hij aangevallen, omdat hij geleerd had, dat goede werken noodzakelijk zijn voor de zaligheid. De oorsprong van deze uitlating lag in den Synergistischen strijd. Toen had Melanchton hetzelfde gezegd. De uitdrukking was gebezigd in de beteekenis, die het Leipziger Interim daaraan gaf en daarom wekte zij bij de strenge Lutheranen wantrouwen. In 1552 antwoordde Major op het geschrift van Amsdorf, dat niemand zonder goede werken zalig kon worden. Hij.zeide de goede werken niet op te vatten als verdiensten, maar hij hield vast, dat ze noodzakelijk waren a. als vruchten van het waar achtig geloof en b. als verplichtingen jegens God.

In 1553 drukte hij zich eenigszins anders uit. Hij beweerde toen, dat de goede werken ook noodzakelijk waren tot bewaring van het leven. In zijn Bekenntnis von der Rechtfertigung (1558) beloofde hij de bestreden uitdrukking niet meer te zullen bezigen. In 1570 herriep hij zelfs de uitdrukking. Zijn vriend Menius had in 1554 tegenover Amsdorf verklaard, dat de goede werken noodzakelijk waren niet in het artikel van de rechtvaardiging, maar in dat van de nieuwe gehoorzaamheid. Hij herhaalde de uitdrukking van Major, dat ze noodzakelijk waren tot bewaring van het leven (ad retinendam vitam) en hij voegde er aan toe, opdat de zaligheid ons niet zou ontgaan (ad non amitendam salutem).

Flacius, Amsdorf en Westphal spraken en schreven gedurig over deze huns inziens nieuwe ketterij. In 1556 verklaarde een synode van Mansfeldsche geestelijken, dat in abstracto de uitlating van Major geduld kon worden, maar niet inzake de rechtvaardigmaking of de nieuwe gehoorzaamheid. Albrecht van Mansfeld werd overgehaald om Major uit Eisleben te verbannen. In 1559 verviel Amsdorf tot een ander uiterste. Hij beweerde n.m. dat de goede werken schadelijk zijn voor de zaligheid. Melanchton corrigeerde de uitlating van Major aldus nova oboedientia est necessaria ad vitam aeternam, d. w. z. de nieuwe gehoorzaamheid is noodzakelijk tot het eeuwige leven.

De strijd werd langzamerhand minder, vooral omdat Major de gewraakte uitdrukking teruggenomen had. In de Formula Concordiae van 1577 werd nog eens over de zaak gehandeld, want daar lezen wij: goede werken zijn noodzakelijk, omdat zij door God geboden zijn en tevens als openbaring van het geloof en de dankbaarheid. Zij bewerken de zaligheid niet, maar hebben wel invloed op den graad der zaligheid. Maar ze mogen in het stuk der rechtvaardigmaking des zondaars niet gemengd worden.

< >