Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Geloofsgenoot

betekenis & definitie

Volgens het Woordenboek der Nederlandsche Taal: „een belijder van hetzelfde geloof, een deelgenoot van dezelfde godsdienstige belijdenis. Veelal met het bijdenkbeeld van de broederlijke gehechtheid en deelneming, die men voor zijn geestverwanten gevoelt”.

De idee van saamverbondenheid die het woord „genoot” tot uitdrukking wil brengen wordt nog zeer versterkt wanneer het ’t gelóóf is dat samenverbindt. Immers dan is er tevens de band der liefde tot één Heiland, het groote voorwerp des geloofs.

Vgl. de passage uit het Avondmaalsformulier: „Want gelijk uit vele graankorrels één meel gemalen en één brood gebakken wordt, en uit vele beziën, samengeperst zijnde, één wijn en drank vliet en zich ondereen vermengt, alzoo zullen wij allen, die door het waarachtig geloof Christus ingelijfd zijn, door broederlijke liefde, om Christus onzes lieven Zaligmakers wille, die ons tevoren zoo uitnemend heeft liefgehad, allen te zamen één lichaam zijn, en zulks niet alleen met woorden, maar ook met de daad jegens malkanderen bewijzen”.Deze „daad” wordt betoond in ontelbaar-vele gevallen in het verborgene en kleine; en in het zichtbaar-naar-buiten tredende en groote vooral in tijden van vervolging (bijv. opneming der Fransche refugiés in verschillende Protestantsche landen na de herroeping van het Edict van Nantes) of van grooten nood die in een bepaalden tijd een land of volk drukt (denk bijv. aan de Hongaarsche Gereformeerden en de sympathie hun hier te lande betoond).

< >