(Ezech. 10 : 13), rad (vgl. Ps. 83:14; Jes. 17 : 13), wervelwind, d. i. iets, dat zich rollend voortbeweegt.
In Ezech. 10 : 13 wordt er door uitgedrukt, dat de raderen in de ooren van den profeet waren als „rollende wagenen” d. w. z. als de troonwagen Gods.