(Libertus) (ook: Lubbertus of Liborius), eigenlijk du Fresne of van den Esch werd waarschijnlijk in 1546 te Leuven geboren. Waar hij gestudeerd heeft, weten wij niet.
Het eerst zien we hem een „heymelijcke gemeynte” te Keulen bedienen. Zijn bevestiging als predikant had hier 17 November 1575 plaats.
In 1578 gaat hij echter naar de Zuidelijke Nederlanden om er de kerk van Oudenaerde te dienen, tegen den zin en de bedoeling van de kerk te Keulen. In 1581 is hij predikant te Antwerpen.
Maar na Antwerpens val wijkt hij naar het Noorden uit. Voorloopig is hij nu te Amsterdam en bedankt hier voor een beroep naar de kerk van Dordrecht.
Wel nam hij in 1585 een beroep als derde predikant in Den Haag aan. Voor de beroepen naar Dantzig, Vlissingen en Amsterdam bedankte hij.
Ook een hernieuwd beroep naar Dordrecht en Amsterdam wees hij af. Als predikant te’s-Gravenhage kreeg hij tal van opdrachten uit te voeren.
In 1586 was hij lid van de Synode van ’s-Gravenhage.
In 1590 werd hij bij leening aan Woerden afgestaan om aldaar Gereformeerden dienst des Woords te houden.
Ook werd hij naar Utrecht afgevaardigd (1590), om de kerken aldaar in haar moeilijkheden te helpen. In meer ingewikkelde zaken werd ’s mans hulp ingeroepen.
Het groote vertrouwen, in hem gesteld, blijkt ook hieruit, dat hij nieuw-uitgekomen geschriften had te onderzoeken.Zijn huwelijk bleef waarschijnlijk kinderloos. Op 60-jarigen leeftijd nam hij, die voor de grootste beroepen had bedankt, toch nog een beroep naar Brielle’s kerk aan, al was de verbintenis tusschen hem en de kerk van Brielle door bijzondere omstandigheden weinig vast. Hij heeft deze kerk nog geruimen tijd met eere en „goeden vrede” gediend. Op de bekende conferentie (1611) te ’s-Gravenhage was ook hij als een der zes contra-remonstranten tegenwoordig om met zes remonstrantsche predikanten van gedachten te wisselen over de leer der voorbeschikking en „aenklevende punten”. Ook moest hij in opdracht van de Staten van Holland een onderzoek instellen naar den persoon en de geschriften van Vorstius, die als opvolger van Arminius te Leiden als hoogleeraar beroepen was.
Maar Fraxinus begon den last der jaren te gevoelen. Hij was dikwijls „sieckelijck”. In Brielle zag men hem echter noode heengaan. Alleen de magistraat dreef de beroeping van Ds. Cornelis Burchvliet te Nieuwkoop door en Fraxinus kreeg nu in 1613 zijn ontslag.
Hij vertrok hierop naar Dordrecht. In 1616 liet hij zich nog aan de hoogeschool te Leiden (dus op 70-jarigen leeftijd) inschrijven en gaf hij nog een geschrift uit over de geschillen tusschen remonstranten en contra-remonstranten.
Wanneer Fraxinus precies gestorven is, weten we niet. In elk geval vóór 1621.
Fraxinus was een man van gezag en invloed. Hij werd algemeen geprezen als een man van groote geleerdheid en ervaren in kerkelijke zaken, vreedzaam en van onberispelijken wandel.