is een schaal of schotel van ruimen omvang. In de Openbaring aan Johannes komen fiolen onderscheiden malen voor.
Die zijn van goud, met het oog op den heerlijken en hoogen dienst, waartoe zij gebruikt worden. In zulk een fiool worden de gebeden der heiligen als wierook aan het Lam ter eere gebracht (5 : 8).
En er wordt gesproken van zeven gouden fiolen, die vol waren van de laatste plagen, waarmede God de wereld bezoeken zal (15 : 7; 16 : 1, 2, 3, 4, 8, 10, 12, 17; 17 : 1; 21 : 9). Deze worden achtereenvolgens uitgegoten door zeven engelen, aan wie ze gegeven waren door één van de vier wezens (15 : 7, vgl. 4 : 6v.v.) en die genoemd worden de zeven engelen, die de zeven fiolen hebben (17 : 1) van den toorn Gods (16 : 1) of die vol waren van de zeven laatste plagen (21 : 9; vgl. 15 : 1).
Wanneer zij uitgegoten zijn, is het einde der wereld gekomen (16:17 v.v.). Haar inhoud brengt lichamelijke plagen en rampen in de natuur (16 : 2—9) en geestelijke benauwing (16 : 10—11) en den laatsten, schrikkelijken oorlog (16 : 12—16), en het eindoordeel, dat eeuwig duurt (16 : 17—21).