Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Engelsche (kerkelijke) Zending

betekenis & definitie

Organisatie Uit oorzaak van meeningsverschil met de in 1795 opgerichte London Missionary Society (L. M.

S.), die Zendingsvrienden der onderscheiden kerken van Engeland wilde vereenigen, formeerden 26 mannen der Engelsche Staatskerk in 1799 een kerkelijke Zendingsvereeniging: Society for missions to Africa and the East. Ter onderstreeping van het kerkelijke werd de naam in 1812 veranderd in: The Church Missionary Society for Africa and the East (C.

M. S.).

Toch stelden de statuten nadrukkelijk vast „dat met de andere Protestantsche Zendingscorporaties vriendschappelijke betrekkingen zouden onderhouden worden”; een bepaling, waaraan steeds, ook tegen daarvan afwijkende stroomingen binnen de Engelsche Staatskerk, de hand gehouden is.Het Anglicaansche Episcopaat wilde echter van geen medewerking weten. In 1815 traden 2 bisschoppen toe, en in 1840 was dat getal nog maar tot 9 geklommen. Den wijzen Directeur Henry Venn gelukte het in 1841, om een modus vivendi met het Episcopaat te vinden : De Vereeniging zou, onder handhaving van haar Evangelischen grondslag, een vrije kerkelijke organisatie zijn. Tot haar behooren thans zoo goed als alle aartsbisschoppen en bisschoppen in Engeland en in de koloniale bisdommen.

De naam doet er wel aan denken, maar kerkelijke zending in eigenlijken zin heeft The Church Missionary Society niet. Het onderzoeken en uitzenden van zendelingen, ja geheel het bestuur der Zending, staat niet aan de Anglicaansche kerk, maar bij een comité der Vereeniging; kerkelijke bijdragen voor de Zending worden niet gevraagd; de Vereeniging zelf heeft voor de benoodigde gelden te zorgen; alleen het zetten in het zendelingenambt geschiedt door een bisschop van „de kerk van Engeland”.

Ontwikkeling Groot was de zendingsliefde bij de uit de opwekking (revival) voortgesproten kerkelijke Zendingsvereeniging, maar uit „de kerk van Engeland” presenteerde zich niemand voor het Zendingswerk. Toevlucht werd gezocht en gevonden op het vasteland: de Zendingsscholen in Berlijn en Bazel leverden zendelingen, in zeer grooten getale.

Pas in 1825 kwam het tot de oprichting van een Zendingskweekschool (te Islington-London). Honderden zendelingen zijn daar opgeleid. Sinds de tweede helft der vorige eeuw stelden zich al meer „geestelijken” en candidaten ter beschikking van de kerkelijke Zendingsvereeniging, zoodat zij thans grootendeels academisch gevormde krachten in haar dienst heeft.

Meerdere factoren bevorderden haar groei: haar standhouden tegen de romaniseerende beweging in „de kerk van Engeland”, waardoor zij als de Evangelische partij werd geëerd en steeds meer in aanzien en macht won; nieuwe opwekkingen, die het vuur der zendingsliefde aanbliezen, en bezielden tot zendingsactie, nabij en verre; niet ’t minst de nieuwe richting in de koloniale politiek, die om uitbreiding van het zendingswerk riep. Thans is de Engelsche kerkelijke Zendingsvereeniging een der grootste en meest beteekenende onder de Protestantsche Zendingscorporaties.

Zendingsvelden Gaandeweg uitgebreid over vier werelddeelen:

a. West-Afrika, Oost-Afrika, Nigeria, Uganda, Mauritius, Egypte met Soedan;
b. Indië (over geheel het rijk), Ceylon, China, Japan, Perzië, Palestina, Arabië;
c. Nieuw-Zeeland;
d. Britsch-Noord-Amerika.

Echter is er ter betere verdeeling voor Australië samenwerking met The Church Missionary Society of Australia and Tasmania en met The New Zeeland Church Missionary Society; ook werd in 1920 het werk onder de Noord-Amerikaansche Indianen en de Eskimo’s in Canada overgedragen aan The Missionary Society of the Church of England in Canada; en de diocese van Mauritius bestuurt thans daar het werk.

Budget: £ 467.473.

Office: 16 Salisbury Square, London. E. C. 4.

Periodieken: Church Missionary Revieuw en Church Missionary Outlook.

< >