I. Dionysius de Areopagiet wordt ons genoemd Hand. 17 : 34 en behalve het daar vermelde is'ons niets van hem bekend.
We weten dus, dat hij lid was van het hoogste gerechtshof te Athene, dat zetelde op den Areopagus en dat hij zich bekeerde op de prediking van Paulus. Al vroeg echter wordt om zijn hoofd een krans van sagen gevlochten.
Dionysius van Corinthe meldt, dat Dionysius de Areopagiet de eerste bisschop van Athene was, een bericht dat er niet zeer betrouwbaar uitziet en dat schijnt gemaakt naar aanleiding van Hand. 17 :34. Weer een andere sage maakt hem stichter van de kerk te Parijs.
Van meer beteekenis is, dat omstreeks het begin der 6e eeuw vrij plotseling een aantal geschriften opduikt op naam van Dionysius den Areopagiet, werken, die van buitengewoon grooten invloed zijn geweest. Ze zijn getiteld: Over de hemelsche hiërarchie, Over de kerkelijke hiërarchie, Over de Goddelijke namen, Over de mystieke theologie en voorts tien brieven.
De schrijver van deze boeken is onbekend, wellicht heette hij Dionysius. Vermoedelijk stammen ze uit Syrië en vast schijnt wel te staan, dat hun inhoud afhankelijk is van den Nieuw Platonicus Proclus, pl.m. 485.
Overigens is over het ontstaan en het karakter dezer werken een zeer lange strijd gevoerd, die nog slechts ten deele beslist kan worden genoemd. De boeken bevatte een soort van mystieke theologie.
Het hoogst wordt daarin gesteld een theologie, die het symbolisch omhulsel heeft afgelegd en doorekstase komt tot de aanschouwing van de zuivere idee.
Naast de Schrift wordt een geheime overlevering geplaatst, waarmee men door inwijding bekend wordt.
Er is een hemelsche en aardsche hiërarchie, die door Christus den menschgeworden hoogsten hiërarch gedurig met elkaar in verband staan. Doel van dat verband is de vergoddelijking van den mensch, die geschiedt door wijdingen en sacramenten of mysteriën.
Deze theologie had al dadelijk in den Christologischen strijd, maar ook later groote beteekenis. Men kan zeggen, dat ze blijvend karakter gegeven heeft aan de Grieksche kerk.
Maar ook de Westersche theologen, bepaald de scholastieken hebben er veel uit geput.II. Dionysius van Corinthe was ten tijde van bisschop Soter van Rome (165/7—173/5) bisschop van Corinthe en voor het kerkelijk leven van dien tijd een man van groote beteekenis. Alles, wat we van hem weten, danken we aan den kerkvader Eusebius, die in zijn kerkgeschiedenis een hoofdstuk aan Dionysius van Corinthe heeft gewijd. Dionysius schreef verschillende brieven, handelende over leer en leven, de ketterij bestrijdende en wijzende op het rechte pad. Deze brieven zijn wel aan bepaalde gemeenten gericht, maar dragen toch een meer algemeen karakter. Ze zijn al spoedig in een bundel verzameld en dat ze van groot belang werden geacht, blijkt wel daaruit, dat ze door de ketters werden vervalscht.
Eusebius noemt ons brieven aan de kerken van Lacedaemon, van Athene, van Nicomedie, van Gortyna en andere kerken op Kreta, van Amastris en verdere kerken van Pontus, van Cnossus, van Rome (waaruit Eusebius enkele fragmenten meedeelt). Dan een brief aan Dionysius’ zuster Christofora. Nog is ons bekend, dat Pinytus bisschop van Cnossus den brief van Dionysius beantwoordde en in dit antwoord een strenger standpunt innam. Dat is ongeveer alles, wat ons nog bekend is van Dionysius van Corinthe, die eens zeer grooten invloed moet hebben uitgeoefend.
III. Dionysius. Roomsche bisschop (259—268). Hij had een werkzaam aandeel in den strijd over de drieëenheid. De bisschop Dionysius van Alexandrië had in zijn bestrijding van het Sabellianisme de woorden gebezigd: Christus was een schepsel, niet eenswezens met den Vader. Door die uitspraak had hij de geestelijken uit zijn diocese zeer ontstemd en deze zonden een deputatie tot zijn naamgenoot Dionysius van Rome, met een beschuldiging tegen hun bisschop. Deze laatste zond, nadat te Rome een synode gehouden was, een schrijven aan de Egyptische bisschoppen, waarin werd verklaard, dat de uitdrukking „geboren” met het oog op den Zoon van God eeuwige beteekenis had, en dat zij dus van „geschapen zijn” wel moest onderscheiden worden.
IV. Dionysius van Parijs, de heilige, stichtte, althans volgens de overlevering, in de derde eeuw een bisdom in Parijs en onderging met 272 Christenen den marteldood. De traditie meldt ons (en hier wordt de voorstelling fantastisch) dat de heilige, nadat hij onthoofd was, zelve zijn hoofd droeg naar de plaats, waar hij begraven zou worden. Een vrome vrouw Catulla begroef hem en boven zijn graf moet later de beroemde Benedictijner-abdij St. Denis, de grootste in Frankrijk, gebouwd zijn. In deze abdij werden de Fransche koningen bijgezet.
De plaats, waar de 272 Christenen omgebracht werden, ontving den naam van martelaarsberg of Montmartre. Dionysius is, maar geheel ten onrechte, met Dionysius den Areopagiet verwisseld.
V. Dionysius Exiguus, van geboorte een Scyth. Hij was een wetenschappelijke abt in Rome f 556. Hij is bekend geworden door zijn vertaling van Grieksche geschriften, en bijzonderlijk door zijn arbeid op het gebied der tijdrekenkunde. Het gelukte hem de eenheid tusschen de Oostersche en Westersche kerk, die verbroken was door de tijdsbepaling van het Paaschfeest, te herstellen.
VI. Dionysius de Karthuizer, geboren ongeveer 1400 uit een adelijk geslacht in de diocese van Luik. Op 21-jarigen leeftijd trad hij reeds het Karthuizerklooster te Roermond binnen en bleef daar tot zijn dood (1471). Hij was een eigenaardig exempel van monniken-geleerdheid en monniken-ascese tegelijk. Vanwege de openbaringen, welke hij meende ontvangen te hebben, werd hij doctor ecstaticus genoemd. Zijn talrijke geschriften zijn deels commentaren op de Heilige Schrift.
Deze zijn vol van allegorieën. Hij leverde ook commentaren op Lombardus, Thomas van Aquino. Ijverig was hij in zijn streven tot zedelijke verbetering der kerk, maar die verbetering of reformatie moest volgens hem geheel in monnikachtigen aard geschieden. Deze echte monnik, die de beteekenis van het monnikenwezen goed verstond, maar daardoor verre af stond van de waarachtige bijbelsche levensbeschouwing, liet ook vele predicatiën na.