of Kruisbeeld. Een kruis met een daaraan gehecht Christus-beeld.
In de Vle eeuw is een Crucifix nog zeldzaam. Aanvankelijk toch voegde men aan het kruis een attribuut van het lijden des Heeren, een rietstok, een spons of een doornenkroon toe.
In het laatst van de Vle of ’t begin van de Vlle eeuw hechtte men in het midden of aan den top van het kruis het door een nimbus omstraalde hoofd of een borstbeeld van Christus. Ook vindt men in plaats hiervan een lam onder of tegen het kruis aangebracht.
Deze voorstelling van het „Agnus Dei” werd echter in 692 door het Concilium Quinisextum verboden en bevolen werd, dat in plaats daarvan de menschelijke gestalte van Christus aan het kruis zou worden uitgebeeld. Dit besluit werd in de Oostersche kerk nageleefd, maar in de Westersche kerk stoorde men er zich minder aan, zoodat daar nog in de Xe eeuw kruisbeelden werden aangetroffen, die deels het beeld van den Gekruisigde, deels dat van het Lam vertoonen.
Bij de oudste crucifixen is het beeld voorzien van een lendedoek, die bijna het geheele lichaam bedekt, soms ook is het bekleed met een tunica; sinds de middeleeuwen stelt men het lichaam voor met een sierlijk geplooiden lendedoek. Tot kort vóór de XlVe eeuw werd het lichaam afgebeeld als met vier nagels aan het kruis gehecht, één door elke hand en één door eiken voet; na dien tijd werden er slechts drie nagels voorgesteld, doordien men de voeten over elkaar plaatste, die dan met één nagel werden doorboord.
De armen werden nu eens nagenoeg horizontaal langs den dwarsbalk gespannen, dan weder ziet men de armen schuin, bijna vertikaal omhoog loopen. Sinds de Xe eeuw omgaf men het hoofd des Verlossers met een nimbus of stralenkrans, later kwam daarvoor een koningskroon, en sinds de XlVeeeuw een doornenkroon in de plaats.
In de Westersche kerk stelde men den Heiland meest levend, in de Oostersche kerk als gestorven voor. De realistische voorstelling maakte gaandeweg voor een meer ideale plaats.De kruisarmen liet men dikwijls eindigen in medaillons, waarin voorstellingen waren aangebracht : nu eens van de zon en de maan als een heenwijzing naar de drie-urige duisternis, een voorstelling die in het Westen zeer geliefd was; een ander maal van de evangelisten of hun attributen.
Wordt het Crucifix uitgebreid tot een groep met Maria aan de rechter- en Johannes aan de linkerhand, dan draagt deze den naam van Calvariënberg. Hij wordt dan symbolisch zóó geplaatst, dat het gelaat van Christus naar het Westen is gekeerd, naar dat deel van de aarde, dat tijdens ’s Heeren kruisdood nog in den nacht van het heidendom verzonken lag, maar waar Christus’ kerk zich zoo heerlijk zou openbaren.