of van Gesel, was de zoon van een kuiper uit Antwerpen en van Johanna Francke uit Dordrecht. In Dordrecht zag hij het levenslicht.
Op 10 September 1603 werd hij theologisch student te Leiden en wel op 24-jarigen leeftijd. Te Leiden volgde hij de streng-Calvinistische colleges van Gomarus.
In 1605 werd hij predikant te Strijen, maar reeds in 1606 deed hij zijn intrede in de Waalsche kerk te Rotterdam.Hier kwam hij in heftig conflict met zijn ambtgenoot in de Gereformeerde kerk te Rotterdam, Nicolaus Grevinchoven, die openlijk voor zijn Arminiaansche gevoelens uitkwam. Gesel en de bekende Calvinist Ds. Smout kozen de zijde van de „Gommaristen”. Hoewel pogingen tot verzoening herhaaldelijk werden aangewend, bleef de verhouding tusschen Geselius en Grevinchoven zeer gespannen. Ook de Rotterdamsche vroedschap maande tot gematigdheid aan, maar vruchteloos. Toen in 1611 ook Geselius door de Libertijnsche magistraten genoodzaakt werd de resolutie tot onderlinge verdraagzaamheid te onderteekenen, voldeed Gesel slechts schoorvoetend aan dit bevel.
Daar echter de Raad van Rotterdam van meening was, dat hij opnieuw op den kansel alle perken te buiten ging, werd hij den 24sten October 1611 uit zijn ambt ontzet. Geselius bleef niettemin in de „doleerende” kerk van Rotterdam eerst in ’t geheim, maar weldra in het openbaar optreden, ’t geen door de inmenging van de tegenpartij tot groote moeilijkheden aanleiding gaf, waarop hij door Rotterdam’s Magistraat uit de stad werd verbannen (1612). Zelfs werd hij door baljuw en schout uitgeleid. Terecht kon hij zeggen: „Mij wordt verboden wat zelfs den Joden en Mennisten is toegestaan.” Geselius’ beroep op de Staten bleef vruchteloos, maar ze lieten hem zijn inkomen behouden, totdat hij in Edam beroepen werd, waar hij echter spoedig overleed (1613).
Tegenwoordig worden alle „Gommaristen” en Arminianen op het Procrustus-bed der verdraagzaamheid gelegd en valt ook het oordeel over Geselius niet malsch uit. Vergeten wordt, dat we deze stoere, beginselvaste mannen moeten beschouwen in de omlijsting van hun fel-bewogen tijd. Volgens Professor Rutgers was Geselius eer te gematigd dan onverdraagzaam. Het ruw geweld van de Rotterdamsche vroedschap staat in elk geval ook niet hoog.