Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Borgtocht

betekenis & definitie

De Heere Jezus wordt door zijn gemeente gekend als haar Borg en Middelaar, en zij heeft vrede en genade in de borgtocht van Christus. Wij lezen in Hebr. 7 : 22: „van een zooveel beter verbond is Jezus borg geworden”, en dit woord wijst aanstonds aan dat er een Verbond is en dat Jezus van dat Verbond de borg is.

Men spreekt dan ook meer juist van de borgtocht des Verbonds. Als van zelf denken wij dan in de eerste plaats aan het Verbond der werken in het Paradijs door God met Adam opgericht, en waarin Adam door onderhouding der wet voor zich en zijn nakomelingen de hemelsche zaligheid zou verdienen.

Maar dat Verbond der werken was in Adam niet vast, want Adam was geschapen met de mogelijkheid van te kunnen vallen, en hij is ook metterdaad gevallen. Daarmee zou echter niet het doel Gods met de schepping van wereld en menschheid bereikt worden, want op de breuke des Verbonds volgde dood en verdoemenis.

Maar in den eeuwigen raad des vredes, of in het „Verbond der verlossing” heeft de Zoon zich geheel vrijwillig borg gesteld bij God Drieëenig voor Adam, om, als hij viel in zonde, in zijn plaats te gaan staan en de vervulling van het drievoudig ambt van profeet en priester en koning van hem over te nemen en plaatsbekleedend waar te nemen.Doch na den val in zonde is er niet alleen het gebroken Werkverbond, maar wordt ook het Genadeverbond gegeven, hetwelk inhoudt dat de Christus door zijn lijden en sterven de schuld door de zonde gemaakt volkomen zou voldoen en alle zonde zou verzoenen en alzoo Gods genade en gerechtigheid zou verwerven voor en schenken aan allen die hem van den Vader gegeven waren vóór de grondlegging der wereld, en die zulks door het geloof zouden deelachtig worden.

Zoo zijn er dus twee verbonden: het Werkverbond en het Genadeverbond, het eerste voor den mensch in den staat der rechtheid, het tweede voor den mensch in den staat der zonde. Maar in den eeuwigen Raad des vredes tusschen God Drieëenig en den Middelaar, of in het „Verbond der verlossing” heeft de Christus zich geheel vrijwillig borg gesteld niet alleen om als Adam viel in zijn plaats te gaan staan en het Werkverbond van hem over te nemen opdat God tot zijn eere zou komen in de volbrenging der wet, maar óók om, als Adam viel, voor voldoening te zorgen, de schuld te betalen en de zonde te verzoenen opdat er vergeving zou zijn en genade geschonken zou kunnen worden aan de uitverkorenen onder de kinderen der menschen.

Deze borgtocht van den Christus is plaatsbekleedend. Men onderscheidt toch tusschen tweeërlei borgtocht: de plaatsbekleedende en de inspringende. De gebruikelijke woorden hiervoor zijn: expromissie en fidejussie. Onder fidejussie verstaat men zoodanige borgtocht waarin de borg inspringt als de schuldenaar te kort schiet en bijpast voor zoo ver deze niet meer betalen kan. Onder expromissie verstaat men zoodanige borgtocht waarin de borg in plaats van den schuldenaar gaat staan en geheel diens schuld voor zijn rekening neemt. De Christus is onze Expromissor, d.w.z. in heel zijn borgtocht onze Plaatsbekleeder.

Hij is het Hoofd der herboren menschheid, de Tweede Adam en de geloovigen worden in Hem beschouwd en gerekend. Zooals Adam plaatsbekleedend hoofd der menschheid was, zoo is Christus het geworden. Maar de Christus stond in den eeuwigen raad des vredes als Borg achter Adam, en daarom is Adam een voorbeeld desgenen die komen zou, een type van Christus (Rom. 5 : 14).

Borg is hij die belooft en op zich neemt te doen voor een ander en in zijn plaats en ten zijnen behoeve wat die andere had moeten doen, en het metterdaad doet als deze in gebreke blijft. Treedt de borg op en volbrengt hij zijn werk, dan kan gezien worden waarvoor hij de borgtocht op zich genomen had. In het leven van den Christus nu onderscheiden we tusschen zijn lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid. In de lijdelijke gehoorzaamheid wordt door lijden en sterven de schuld betaald en de zonde verzoend, in de dadelijke gehoorzaamheid wordt het werkverbond volbracht en de zaligheid verdiend. Voor beide nu was de Middelaar van alle eeuwigheid de borg in den raad des vredes.

Christus was niet borg voor God bij den mensch, maar voor den mensch bij God. Er zijn dwaalleeraars die Hebr. 7 : 22 alzoo uitleggen dat Jezus borg des Verbonds voor God bij den mensch is. Maar God is de waarachtige en Hij komt niet met een borg tot den mensch. Hoe zou dat kunnen waar de borg meer te vertrouwen moet zijn dan de persoon voor wien hij zich borg stelde, en wie zou in vertrouwen boven God kunnen staan ? Neen, Jezus is borg voor den mensch, voor den mensch die onvast en onbetrouwbaar is, bij God den Heere opdat de weg des Heeren in Werkverbond en Genadeverbond door zijn hand gelukkiglijk zou voortgaan.

Is Jezus borg voor Adam, om onmiddellijk als Tweede Adam op te treden, zoo volgt daaruit rechtstreeks dat Hij borg is voor de bediening van het profetisch, priesterlijk en koninklijk ambt. Maar meer in het bijzonder wordt toch, bij het spreken over Jezus’ borgtocht, gedacht aan het borgtochtelijk lijden en sterven voor zijn volk.

Tegenover allen die het lijden en sterven van Christus anders verstaan, hetzij als een marteldood, hetzij als een bezegeling van zijn leer met zijn dood, of zelfs als een acceptatie, d. w. z. dat God de dood van Christus accepteerde, voor voldoende rekende, alhoewel het niet voldoende was, zooals de Remonstranten leeren, of ook als een exemplaire straf om in het algemeen te doen zien dat de zonde gestraft wordt zooals Hugo Grotius leerde, heeft de kerk op grond van de duidelijke openbaring in de Heilige Schrift altoos het borgtochtelijk en plaatsbekleedend karakter van het lijden en sterven van Christus beleden.

Dat bleek reeds uit heel Israëls offerdienst, want op het offerdier werd met oplegging der handen de zonde gelegd, dan droeg het dier de schuld en het werd geslacht (Levit. 16 : 21,22). Maar deze ceremonie doelde op den Messias, die zeide: „Zie ik kom, in de rol des boeks is van mij geschreven, uw wet is in het midden mijns ingewands” (Ps. 40 : 7, 8, 9). En Jesaja profeteert zoo duidelijk en stellig het borgtochtelijk lijden en sterven van den Man der smarten: want de Heere heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen aanloopen, en de straf die ons den vrede aanbrengt was op Hem, door zijn striemen is ons genezing geworden (Jesaja 53 : 4—6). En zoo heeft de Heiland zelve ook zijn dood beschouwd en gepredikt, want Hij is gekomen om zijn ziel te geven tot een rantsoen en losprijs, losgeld, voor velen.

Deze borgtocht van Christus Jezus in den raad des vredes, die verwezenlijkt is door de voldoening in de volheid des tijds, biedt den waren geloovigen den eenigen troost in leven en sterven, want door zijn „volbracht” is er geen verdoemenis voor die in Christus Jezus zijn.

< >