Een vaak gebruikt beeld voor iets walgelijks of onaangenaams (Spr. 27 : 7; Jes. 24 : 9; Jer. 8 : 14), namelijk voor de heillooze gevolgen der zonde (Spr. 5 : 3v.v.; Klaagl. 3 : 15); inzonderheid voor den dood (1 Sam. 15 : 32; Sir. 41 : 1). Overeenkomstig dit beeld werden er als symbool ter herinnering aan de slavernij in Egypte (Exod 1 : 14: „zoodat zij hun leven bitter maakten met harden dienst”) met het paaschlam bittere kruiden gegeten ; volgens anderen ter herinnering aan den nood en den angst van den uittocht.
Bitter water of vloekwater. Verder wordt het woord toegepast op toestanden van het menschelijk hart, toorn (Hab. 1:6; Sir. 25 : 21; Col. 3:19; Ef. 4 : 31); zedelijke boosheid (Spr. 17 : 11; Jer. 2 : 21 ; Hand. 8 : 23; Jac. 3:11, 14; Rom. 3 : 14).
Vandaar wordt bittere wortel of giftwortel (Hebr. 12 : 15; vgl. Deut. 29:18;Openb. 8:11) gebruikt voor een mensch, die anderen verbittert, vergiftigt, met zijn ongeloof aansteekt en in zijn verderf medevoert.