Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Bedroefd, bedroeven

betekenis & definitie

Daar het menschelijk leven vol is van ellende en smart als gevolg der zonde, kan het geen verwondering wekken dat in de Heilige Schrift meermalen van bedroefden wordt gesproken. Droefheid kan voortkomen uit natuurlijke oorzaken, (Klaagl. 1 : 4) de jonkvrouwen Israëls, (Marc. 10 : 22) de rijke jongeling, enz. of wel opkomen uit geestelijke motieven en dan een verlangen naar geestelijke blijdschap openbaren, 2 Cor. 7:9: „Gij zijt bedroefd geweest naar God”.

Deze droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekeering tot zaligheid, terwijl de droefheid der wereld den dood werkt (2 Cor. 7 : 10).Droefheid kan gevolg zijn van een rechtstreeksch ingrijpen van den Heere in het menschelijk leven (Klaagl. 1 : 5), waarbij Hij dan een heilig en volmaakt doel heeft (Hij plaagt of bedroeft niet van harte, Klaagl. 3 : 33).

Ook de apostelen hebben soms de gemeente bedroefd, om haar door verootmoediging en boete in de wegen des Heeren te leiden (2 Cor. 2 : 2, 5; 7 : 8; 1 Petr. 1 : 6), wel te onderscheiden van het bedroeven dat menschen elkander aandoen uit onkunde of met kwade bedoeling, Job 19 : 2: „Hoe lang zult gij mijne ziele bedroeven ?” Het verschillend karakter der droefheid hangt af van de motieven waardoor het gemoed wordt bewogen. Vergelijk Herodes die bedroefd werd toen van hem het hoofd van Johannes den Dooper werd geëischt (Matth. 14 : 9); de discipelen toen Jezus zijn dood voorspelde (Matth. 17 : 23); Petrus toen Jezus hem naar zijn liefde vroeg (Joh. 21 : 17); de ouderlingen van Efeze, toen Paulus vertrok (Hand. 20:38); de jongeren aan den Paaschmaaltijd (Marc. 14 : 29); de Heiland, die bedroefd was over de verharding der Joden (Marc. 3 : 5), over den dood van Lazarus (Joh. 11 : 35); en bij den aanvang van zijn lijden: „Mijne ziel is geheel bedroefd tot den dood toe” (Matth. 26 : 38).

Roeping kan zijn zich niet te bedroeven: Nehemia 8 : 12: „Deze dag is heilig, daarom bedroeft u niet”.

De ware droefheid naar God zal veranderd worden in blijdschap (Zefanja 3 : 18), terwijl de blijdschap der wereld zal plaats maken voor droefheid (Jac. 4:9; Jes. 30 : 29).

Nog komt bedroeven in de Schrift voor ten gevolge van gegeven ergernis: Rom. 14 : 15: „Maar indien uw broeder om der spijze wil bedroefd wordt, zoo wandelt gij niet meer naar liefde”.

Afzonderlijk dient gewezen op het bedroeven van den Heiligen Geest Gods waarvan Efeze 4 : 30 melding maakt. Daarmede wordt niet bedoeld de on vergeeflijke zonde tegen den Heiligen Geest, want zij wordt bedreven door degenen van wie Paulus zegt dat zij door dien Geest verzegeld zijn tot den dag der verlossing. Het is dus een zonde der geloovigen, in wier hart de Heilige Geest reeds woning heeft gemaakt en dien zij nu door handel en wandel, door hun inblijvende of uitgaande daden droefheid aandoen. Dit kan dus geschieden door ongeloof, door verachtering in de kennis, door wereldsgezindheid, door nalatigheid ten opzichte van de middelen der genade, door toegeven aan de inklevende verdorvenheid, door onderlaten van den geestelijken strijd, door het niet beoefenen van de gemeenschap der heiligen, door het niet gewillig tot Gods eer en ’s naasten heil gebruiken van gaven en talenten, door opstand tegen den Heere als Hij leidt in diepe of smartelijke wegen, door nalatigheid in het gebed, door liefhebben der wereld, van de grootschheid des levens, van den rijkdom, van de begeerlijkheid der oogen of het toegeven aan de lusten des vleesches. In dit alles zal het kind Gods tegen zijn geweten en overtuiging in de zonde doen, en het zal hem hard zijn de verzenen tegen de prikkels te slaan. Menigeen die klaagt over een kwijnend geestelijk leven, die de vrijmoedigheid des geloofs, den inwendigen vrede en blijdschap mist, kan in dat bedroeven van ’s Heeren Geest de oorzaak vinden.

< >