Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Baësa

betekenis & definitie

Uit Issaschar, Israëlietisch krijgsoverste, doodde den koning Nadab met zijn gansche huis en volvoerde daardoor den wil des Heeren, dien Ahia van Silo over Jerobeam had uitgesproken, niet in de gehoorzaamheid echter, maar in vleeschelijke zelfzucht. Hij ontwrong aan Nadab den schepter en besteeg den troon in het jaar 946.

Hij regeerde 24 jaren, zooals het schijnt, met meer kracht en verstand, dan de meeste koningen van Israël (1 Kon. 16 : 5), maar in dezelfde goddeiooze richting als Jerobeam en Nadab (1 Kon. 21 : 22; 2 Kon. 9 : 9). De grondtoon zijner politiek was vijandschap tegen Juda (1 Kon. 15 : 16, 32), hoewel hij langen tijd niets tegen den door God beschermden Asa waagde te ondernemen (2 Kron. 14 : 6).

Om aan den omgang der Israëlieten met Juda en den tempel te Jeruzalem een einde te maken (1 Kon. 15:17; 2 Kron. 16 : 1), (Hebr. om iemand te veroorlooven uit- en in te gaan tot Asa), bevestigde hij de grensstad Rama en verbond zich met Israëls grootsten vijand, met den Syrischen koning Benhadad I (2 Kron. 16 : 3), die echter spoedig trouweloos zijn wapenen tegen Israël keerde. Hoewel Baësa door de bedreigingen van den profeet Jehu I zich niet liet waarschuwen, stierf hij toch nog een natuurlijken dood; maar ten opzichte van zijn geslacht ging spoedig daarna de voorspelling in vervulling, dat het ook van een gelukzoeker zou worden uitgeroeid, gelijk hij zelf Jerobeams geslacht had verdelgd (1 Kon. 16 : 7 vgl.

Ela).

< >