Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Astrologie

betekenis & definitie

noemt men het bijgeloof, dat verband onderstelt tusschen de bewegingen der hemellichamen en het lot der menschen. De aanhangers van deze leer trachten uit den stand der hemellichten de toekomst te voorspellen.

In het bijzonder trachten zij den levensloop van een mensch te voorspellen uit den stand, dien bij zijn geboorte de planeten innemen tusschen de sterren.Deze kunst noemt men ook wel sterrenwichelarij. Zij is uit Babylon afkomstig en heeft zich vandaar naar bijna alle cultuurlanden verspreid. In het bloeitijdperk der Grieksche letterkunde had de astrologie in Griekenland nog weinig aanhang en vindt men haar zelden vermeld. Toen echter na de overwinningen van Alexander den Grooten het contact met het Oosten levendiger was geworden, werd het geloof in de macht der sterren in Griekenland geïmporteerd en vandaar ook naar Rome overgebracht. Hier vond de astrologie in het begin onzer jaartelling veel bijval. De astrologen speelden in de politiek een belangrijke rol, de keizer won in de eerste plaats hun advies in, maar ook de gewone Romein zocht voor iedere belangrijke daad een dag met een gunstig gesternte uit.

In de Middeleeuwen vond de astrologie veel aanhang in de Mohammedaansche landen, maar de Christelijke kerk bestreed haar en aanvankelijk met succes. Doch in de dertiende en veertiende eeuw vond de sterrenwichelarij ook in Christelijke landen weer ingang. In de vijftiende en zestiende eeuw valt de bloeiperiode van de astrologie. Yij werd toen algemeen aanvaard. De sterrenkundige Tycho Brahe was haar vurige vereerder en Johannes Kepler gebruikte haar als broodwinning, al leidt men uit sommige uitspraken af, dat hij zelf niet veel geloof hechtte aan zijn voorspellingen. Filippus Melanchton doceerde aan de universiteit te Wittenberg de astrologie en verdedigde haar o.a. met een beroep op Gen. 1 : 14 en Jeremia 10 : 2.

Toen echter de doorwerking van Copernicus’ leer het inzicht in de hemelverschijnselen verhelderde, is de invloed der sterrenwichelarij in de zeventiende eeuw verminderd en geleidelijk verdwenen. Het is merkwaardig, dat dit oude Heidensche bijgeloof in de verlichte twintigste eeuw opnieuw weer aanhang begint te krijgen.

Het is niet a priori uitgesloten, dat er verband zou kunnen bestaan tusschen de bewegingen in de sterrenwereld en het leven op de aarde. Alle verband, dat men tot dusver heeft gemeend te kunnen aanwijzen, moet echter bijgeloof genoemd worden. Men voorspelde den levensloop van een persoon uit zijn horoscoop, d. i. den stand, dien de planeten — van de aarde gezien — innamen tusschen de sterren op het oogenblik van zijn geboorte. Het is op zichzelf reeds zeer onwaarschijnlijk, dat deze toevallige constellatie van invloed zou zijn op ’s menschen levenslot. Dat dit inderdaad ook niet het geval is, blijkt uit de eenvoudige waarneming, dat het leven van twee personen, die op denzelfden tijd geboren zijn, niet gelijk verloopt. Bovendien ligt aan de astrologie de onjuiste onderstelling ten grondslag, dat een door menschen gegeven naam het wezen van een stof, in dit geval een planeet, aangeeft. Men gelooft, dat de stand der planeet Vernis in het geboorte-uur invloed heeft op het huwelijksleven van een mensch, omdat deze planeet, de avondster, in vroeger eeuwen door Heidensche volken aan Venus, de godin der liefde, gewijd is.

Al moet de astrologie verworpen worden, toch heeft zij vroeger aan de sterrenkunde belangrijke diensten bewezen. Zij is terecht de moeder der astronomie genoemd en het falen der astrologische voorspellingen was vaak een prikkel tot nauwkeurige astronomische onderzoekingen. En bij de geboorte van den Christus werd het astrologisch bijgeloof gebruikt om de wijzen uit het Oosten naar Bethlehem te voeren ter aanbidding van den Heiland.

< >