Naam eener stad, die de Israëlieten, nadat zij reeds het land der Edomieten waren omgetrokken, aantastten (Num. 21 : 1; 33 : 40), in dezelfde streek, waar zij 38 jaren vroeger (Num. 14 : 45), bij een eigendunkelijk vooruitdringen, een zware nederlaag hadden geleden. Nu echter sterkte de Heere het nieuwe geslacht door zijn belofte, dat het met die aanvallers een begin kon maken met het gericht der verdelging over Kanaan uitgesproken (Num. 21 : 3).
De koningen van beide plaatsen worden (Jozua 12 : 14), nog eens onder de overwonnenen genoemd, hetzij als algemeen overzicht, of omdat thans eerst het werkelijk inbezitnemen volgde, daar na den aftocht der Israëlieten de Kanaanieten zich in de verwoeste plaatsen weder hadden verzameld. Het laatste was ten minste in Horma het geval, hetgeen (Richt. 1 : 17) eerst na Jozua door Juda en Simeon gemeenschappelijk veroverd werd.
Bij Arad vestigden zich de nakomelingen van Jethro, met uitzondering van een gedeelte, dat naar het Noorden was getrokken (Richt. 4 : 11).De ligging van Arad wordt (Richt. 1 : 16) aangegeven als in het Noorden der woestijn Juda, in de golvende vlakte welke het heilige land ten Zuiden begrenst, en door de steile kalksteenbergen van de woestijn Paran gescheiden is.
De gansche plaatsbeschrijving komt overeen met een bisschopszetel, welke Hieronymus 20 mijlen van Hebron aan de Zuidelijke grenzen van Judea noemt, alsmede met een heuvel TellArad met ruïnen, welke Robinson en Schubert ongeveer 8 uren van Hebron gezien hebben.