wordt in de apostellijsten in het Nieuwe Testament steeds in het tweede viertal genoemd, en komt dan bij Mattheus (10 : 3) op de zevende, bij Marcus (3 : 18) en bij Lucas (6 : 15) op de achtste, in Hand. (1 : 13) op de zesde plaats voor. Johannes (11 : 16; 20 : 24; 21 : 2) zegt: Thomas, genaamd Didymus.
Dat is niet een tweede naam, doch de Grieksche vertaling van het Arameesche Thomas. Beide beteekenen: tweeling.
Dit was dus eigenlijk slechts een bijnaam. Hoe de eigenlijke naam van Thomas was, weten we niet.
Het apocriefe boek Acta Thomae (1) noemt hem Judas Thomas (vgl. ook Euseb. Hist.
Eccl. 1, 13). En dan redeneerde men wel verder, dat hij was de Judas van Jacobus (Luc. 6 : 16), en de Judas, de broeder des Heeren (Marc. 6 : 3), en kwam nog tot andere, even onmogelijke, vereenzelvingen.Alleen in het Evangelie naar Johannes wordt hij ons nader geteekend. Hij was zwaarmoedig, maar trouw en moedig, moeilijk te overreden, doch, overtuigd, ook beslist. Hij zag ’s Heeren dood tegemoet, maar wilde Hem toch niet verlaten, maar met Hem gaan, om ook met Hem te sterven (Joh. 11 : 16). Hij weet niet, waarde Heere zal heengaan. En hoe kan hij dan den weg weten? (Joh. 14 : 4). Hij was bij de andere discipelen niet, toen de Heere op den opstandingsdag aan hen verscheen (Joh. 20 : 24), en liet zich ook door hun woord niet brengen tot het geloof aan ’s Heeren opstanding (Joh. 20:25), maar was toch een week later bij hen (Joh. 20 : 26), en geloofde aan ’s Heeren opstanding, toen hij Hem voor zich zag staan, en zich hoorde toespreken, ook zonder zijn vinger in ’s Heeren wonden gelegd te hebben, en beleed Hem toen op een wijze, als nog door niemand was gedaan : mijn Heere en mijn God (Joh. 20 : 28).
Volgens de genoemde Thomasakten zou hij naar indië gegaan zijn ter Evangelieprediking. Doch een andere overlevering zegt, dat hij aan de Parthen heeft gepredikt. Hij zou te Edessa begraven zijn. Wij weten in dezen echter niets stelligs.