I. Antonius (de heilige).
Er bestaat een levensbeschrijving van den heiligen Antonius, welke toegeschreven wordt aan Athanasius. Ontwijfelbaar zeker is deze herkomst niet.
Velen zien in deze levensbeschrijving een tendenz-geschrift om het monnikenwezen aan te prijzen. Toch ligt er aan die beschrijving wel historie ten grondslag.Antonius leefde van 251—356 n. Chr. Hij was een kind van rijke ouders in Koma (Egypte), werd zeer vroom opgevoed, maar hij was niet, wat men noemt algemeen ontwikkeld. Toen hij eens de prediking hoorde over den rijken jongeling, werd hij zoo getroffen, dat hij zijn geheele vermogen aan de armen schonk. Hij werd asceet en trok zich terug uit het leven. Eerst woonde hij in een grafplaats, maar daarna 20 jaren in een vervallen kasteel in de woestijn.
Daar doorworstelde hij een zwaren zielestrijd tegen alle verleidingen, die hem in allerlei vorm der verbeelding in dat onherbergzaam oord achtervolgden. Hij leefde in ware zelfverloochening. Het allernoodzakelijkste nam hij tot voedsel en zijn kleeding bestond uit een schapenvacht, welke hij dag en nacht aanhield. Omdat velen er op stonden, om hem te zien, stond hij eindelijk toe, dat men hem mocht bezoeken. Dit is een zwakke zijde in het leven van den sterken asceet. Van alle zijden kwam men uit Egypte tot hem, om hem te bewonderen, maar ook om troost bij hem te zoeken.
Asceten bleven in zijn omgeving en erkenden hem als hun geestelijken leidsman. Antonius was zeer streng voor zichzelven, doch mild en lankmoedig voor anderen en dat is een schoone trek in zijn levensopenbaring.
Toen de vreeselijke vervolging onder keizer Diocletianus begon, zocht Antonius, maar te vergeefs, als martelaar te sterven. Zijn roem verbreidde zich steeds meer en zijn volgelingen werden steeds talrijker. Nu werd de vereering van hem zoo groot, dat hij zich nog dieper in de woestijn terugtrok. Zelfs keizer Constantijn en diens zonen moeten hem brieven van hoogachting geschreven hebben. Tijdens de Ariaansche twisten verscheen hij nog eenmaal in Alexandrië, waar hij vroeger den marteldood gezocht had, om getuigenis af te leggen tegen de leer van Arius. Daarna vertrok hij naar OpperThebe en in de woestijn leefde hij als een echte asceet.
Hij at slechts brood met zout en hij kwam zoover, dat hij zich schaamde, omdat een onsterfelijke geest nog spijze noodig had. Dat is zeker het toppunt der ascese. Toen hij, 105 jaar oud geworden, gevoelde, dat de dagen zijns levens ten einde liepen, trok hij zich met twee van zijn getrouwste leerlingen, nog dieper in de woestijn terug en daar moet hij in 356 met een verheerlijkt aangezicht de wereld verlaten hebben.
Antonius was niet geleerd. Hij putte zijn kennis uit de Heilige Schrift en uit een heilige beschouwing van de natuur. Zonder dat hij het wilde, werd hij de stichter van den Anachoretenstand. Voor zijn tijd heeft hij niet zonder vrucht gearbeid. Al erkent men de waarde der ascese niet, zooals Rome’s kerk die erkent, een man als Antonius was toch een figuur van groote beteekenis.
II. Antonius van Padua werd in 1195 te Lissabon geboren uit een voorname familie. Hij trad eerst in de orde der Augustijnen, doch werd later onder den indruk van den marteldood van eenige Franciscanen in Marocco, minderbroeder of Franciscaner. Antonius was een streng man, die in de eerste periode van zijn leven zeer begeerde den marteldood te mogen sterven en later gedroeg hij zich als streng asceet. Toen zijn groote redenaarsgaven waren opgemerkt, werd hij door zijn orde als prediker uitgezonden, terwijl hij ook als lector op verschillende plaatsen werkzaam was. Hij maakte zich verder bekend door zijn strijd met de Katharen, van wie hij sommigen door zijn redenaarstalent wist te overtuigen.
Korten tijd was hij provinciaal van zijn orde te Padua, een ambt, dat hij in 1230 neerlegde om zich alleen aan de prediking te kunnen wijden. Aan den strijd tusschen de meer conservatieven in de orde, die aan den regel van Franciscus getrouw wilden blijven en de aanhangers van Elias van Cortona, nam hij, waarschijnlijk als aanhanger van den laatste, ijverig deel. Antonius trok als boeteprediker van plaats tot plaats en zijn woord maakte ontzaggelijken indruk. Hij stierf te Padua in 1231, werd in 1232 heilig gesproken en als beschermheilige van Padua vereerd. Na zijn dood kwam hij in den roep van wonderdoener.