Geboren 10 Februari 1819 te Michelbach bij Schwabisch-Hall, zoon van een predikant, studeerde in Tübingen onder Baur. Omdat hij in de negatieve critiek nog verder ging dan zijn leermeester, kwam hij in de Theologische Jahrbiicher van Zeiler in botsing met de kerkelijke overheid.
Hij verliet daarop de godgeleerde loopbaan, en richtte in 1843 de Jahrbiicher der Gegenwart op, die tot 1848 verschenen. In 1843 werd hij privaatdocent voor de classieke filologie te Tübingen en in 1848 buitengewoon hoogleeraar voor Romeinsche literatuur en Archaeologie.
Hij stierf in 1857. Uit zijn theologische periode dagteekent Das nachapostolische Zeitalter (1846, 2 dln).
Verder: Geschichte der Philosophie in Umrisz (1848, 17e druk in 1907, ook in het Nederlandsch vertaald). Römische Geschichte (1853—1858, 3 dln).
Geschichte der Griechischen Philosophie (1859).
