werd reeds in de Tell-el-Amarna brieven (1400 v. C.) als Akka genoemd.
In het Egyptisch heette die plaats Aka volgens de stedenlijst van Farao Thutmes III. In het Assyrisch heette zij Akkü.
Zij was naar Richt. 1:31 met de geheele Phoenicische kust voor den stam Aser bestemd, maar door dezen niet veroverd; er werd niet eenmaal aanspraak op gemaakt, zoodat Jozua deze stad onder zijne steden niet medetelt (Joz. 19 : 24, 31).Het bezit van deze zeer belangrijke havenstad van het heilige land, zou gewis het lot van dezen stam, ja van het gansche volk zeer hebben veranderd, want zij is gelegen op een vooruitspringende landtong aan een plaats, die van de land- en zeezijde van dit gansche gedeelte van Syrië het meest toegankelijke is, in het Noorden van de schoone halfronde oevervlakte, die door den Belus en Kison doorstroomd en in het Zuiden door het heerlijke voorgebergte Karmel begrensd wordt. Ten tijde des Ouden Verbonds schijnt van deze voordeelige ligging der stad weinig partij te zijn getrokken.
Haar gewichtige beteekenis bekwam zij voornamelijk, toen vreemde overheerschers over de zee naderden, onder de opvolgers van Alexander den Groote. De eerste onder deze, die in het bezit was van Egypte, Ptolomaetis Lagus, spaarde haar en gaf haar den naam Ptolemaïs. Onder dezen naam komt de stad in de Boeken der Maccabeeën dikwijls voor als een gewichtige plaats van bezetting (1 Macc. 5 : 15,21; 10 : 1, 39; 11 : 22, 24; 12 : 45, 48 ; 2 Macc. 13 : 24); ook later, ten tijde der Romeinen in den Joodschen oorlog, bij Josefus. De apostel Paulus bleef op zijn laatste reis naar Jeruzalem een dag bij de daar bestaande gemeente (Hand. 21 : 7).
In de nieuwere geschiedenis is er wel haast geen stad in het Oosten, die zoo vaak het voorwerp van hevigen strijd is geweest, als deze. Als de sleutel van het heilige land in 678 door den Kalif Omar veroverd, ontving zij weer den naam van Acco, die later in den nu ook nog gebruikelijken naam St. Jean d’Acre, werd veranderd, toen na de verovering door den eersten Christenkoning, Balduinus I, 1104, de Johanniters eene prachtige kerk van den H. Johannes aldaar bouwden. Bij de kruistochten was deze stad het vereenigingspunt van het Oosten en Westen, en later sedert 1229 nog, als de eenige zetel van het Christelijk koninkrijk, de rijke verzamelplaats van alle Europeesche natiën. Aan dezen bloei maakte wel Saladin, 1187—1191, geen einde, ook niet een sterke aardbeving, 1202, maar de sultan Aschraf van Egypte, 1291, door verovering en geheele verwoesting.
De weder opgebouwde ruïnen kwamen in 1517 onder de Turken, die haar in 1799, door Engeland ondersteund, met goed gevolg tegen Napoleon, maar in 1832 te vergeefs tegen Mehemet Ali verdedigden; deze laatste moest haar weer in 1840 voor het Engelsch-Oostenrijksch bombardement ontruimen. Het aantal inwoners, meest van den Griekschen godsdienst, wordt op 8 à 10.000 geschat; de voortreffelijke haven is verzand en alleen voor kleinere schepen toegankelijk.