Professor te Heidelberg, werd geboren te Grunberg in Silezië, 24 Augustus 1566 en stierf den 24sten October 1625 te Embden. Te Grunberg bleef hij tot 1582, om daarna zijn studiën voort te zetten te Breslau.
Doordat zijn ouders al hun bezittingen verloren bij den brand van zijn geboorteplaats konden zij de studiekosten niet meer betalen en moest hun zoon thuis komen met de bedoeling dat hij een ambacht zou leeren. Dit beviel hem niet en daarom trachtte hij een plaats als huisonderwijzer te krijgen, wat hem gelukte in de nabijheid bij den burgemeester van Freistad.
Daarop reisde hij naar Polen en vertrok het volgende jaar naar Görlitz, waar hij twee jaar bleef, les gevende en les nemende. Na in Wittenberg en Heidelberg de noodige academische examens te hebben afgelegd met goed gevolg, werd hij in de laatste stad tot het predikambt toegelaten en na in een dorp een korten tijd het ambt te hebben vervuld benoemt de keurvorst van de Paltz hem tot zijn hofprediker.
In Heidelberg werd hij nu predikant van de kerk van den heiligen Franciscus; twee jaar later lid van het consistorie. Vele malen werd hij aangewezen tot kerk- en schoolvisitator, terwijl er middelerwijl onderscheidene werken van zijn hand verschenen.
Hij vergezelde den vorst van Anhalt in den oorlog in 1610 en nam die gelegenheid waar om de kerkelijke zaken in het land van Julich te regelen. In 1612 reisde hij met den keurvorst van de Paltz, Frederik V naar Engeland, alwaar hij in kennis kwam met vele geleerden van genoemd land.
Toen Johannes Sigismund, de keurvorst van Brandenburg van voornemens was over te gaan van de Luthersche tot de Gereformeerde belijdenis, werd hij derwaarts gezonden in 1614. Teruggekeerd na zich zeer goed gekweten te hebben van de opdracht in deze teere aangelegenheid nam hij de benoeming tot Academie-prediker aan.
Van welken post hij in 1618 bij de benoeming tot hoogieeraar in de godgeleerdheid aan de Gniversiteit van Heidelberg werd ontheven. Op de synode van Dordrecht behoorde hij tot een der meest beteekenende leden, en stond aan de zijde van Lubbertus en Gomarus, tegenover de afgevaardigden van Bremen, Martinius en Crocius.Het volgende jaar vond men hem in Frankfort toen daar de keurvorsten saam waren gekomen, als predikant die de afgevaardigden vergezelde. Wel een bewijs hoezeer hij een gezien man was aan het hof van den keurvorst, gelijk ook kan blijken uit het feit dat hij hem volgde op zijn reis naar Bohemen en toen deze zich naar Silezië terugtrok ging Scultetus weer naar Heidelberg om zijn academischen arbeid voort te zetten. Maar nauwelijks had hij zijn lessen weer aangevangen of hij moest die weer stopzetten, omdat de vijand voor de poorten van Heidelberg stond en dientengevolge hij met de meesten der hoogleeraren de stad had verlaten. Na zich teruggetrokken te hebben naar Brette, vervolgens naar Schorndorf in Wurtemberg, vertrok hij in Augustus 1622 naar Embden; zijn heer, de koning van Bohemen, stond hem als predikant aan Embden af. Niet lang heeft hij de kerk van Embden kunnen dienen; hij stierf reeds in October 1625.
Niettegenstaande hij driemaal is getrouwd geweest, liet hij toch maar een kind, een dochter, na. Zelden is een man van beteekenis zoozeer belasterd als Scultetus, gelijk blijkt uit zijn apologie. Deze bejegening mag vrij zeker verklaard worden uit nijd over de bizondere betrekking waarin hij stond tot den keurvorst. Reeds op de synode van Dordrecht bleek dat hij een man des vredes was, hoe beslist hij ook stond aan de zijde der contra-remonstranten.
Hij misprees dat de Protestanten elkander onderling bestreden, gelijk blijkt uit hetgeen hij genoodzaakt was ter zelfverdediging te antwoorden op den laster waarmede een afvallige Protestant hem belasterde. Zoo zou hij den keurvorst genoopt hebben de kroon van Bohemen te hebben aangenomen; ware deze onderneming gelukt, men zou hem overladen hebben met eerbewijzen. Nu bij de mislukking werd hij het voorwerp van laster. In 1625 verscheen van zijn hand een autobiografische schets getiteld: De curriculo vitae narratio apologetica in 4°. Zie Pierre Bayle in voce Scultet (Abraham.)