Dit word ook genoemt, een afscheids dronk te doen, en de fooi te drinken. De oorsprong is dezelve als in het drinken van ymands gezondheid.
Alle die bekers welke de Kimbren uitledigden ter eeren van hunnen God Woden, de Helden, den welstand des Konings, enz. behielden zy in gebruik, maar wydden die toe aan de eere van den drieeenigen God, de Heiligen, &c. Dus plagt het gewoon te zijn onder ’t Pausdom, gelijk noch wel geschied in Braband, Vlaanderen, en elders, dat men om ymand geluk op zijne reize te wenschen, deze woorden gebruikte: SintJans gelei, en Sinte Geertruids min zy met u. Aan deze Heiligen was de zorge voor de reizigers toevertrouwt. Men liet ook niemand vertrekken, voor dat elk eenen beker, die daar na genoemt was, had uitgepooit, ter eeren van die Heiligen, om hunne gunst en geleiding te verwerven. Hier in stak een heidensche bygeloovigheid. Anders ligt in een vriendelijk afscheidsmaaltyd, of scheiddronk, niets ongeoorloofts. ’t Is op te merken, dat de Heidensche Kimbren even het zelve woord van minne gebruikten. Zo dronken zy at Olafs minni, om de minne van Olaf, die hun Koning, als zy nu Christenen geworden waren, geweest was.