Hoe zeer dit spreekwoord een wonderspreuk schynt, ’t word door de ervarentheid menigmaal bewaarheid. Een arbeider, die zich moede gewerkt heeft, zal op de lange veeren van wat stroo, een kafzak,ja een harde bank, wel een zoeten slaap genieten, en den nacht door rusten, terwyl een ryke vol zorg en bekommering geen oogen kan toedoen, maar zich op een bedde van zwaanendons t’elkens om en om keert, om gemakkelyker te liggen.
Ziet Prediker 5: 1. en Esth. 6: 1. Een boeren py geeft meer warmte, dan purper: en kaas en brood word van den graagen akkerman met meerder smaak gegeten, dan menige vinden in taarten en pasteyen. Spreuken 27: 7. De natuur is met weinig te vreden. Gods zegen en genoegen maakt alles aangenaam. Psalm 37: 16. Zonder dat, word zelf honing tot gal.