rustperiode: stofwisseling is sterk vertraagd. Een minimumtemperatuur wordt gehandhaafd onafhankelijk van een eventuele lagere omgevingstemperatuur.
Bij poikilotherme dieren treedt lethargie of starheid op. Het is van levensbelang dat ze een vorstvrije schuilplaats hebben. Vóór de winterslaap wordt vet opgeslagen. Hier teren ze voornamelijk op. Koolhydraten gebruiken ze weinig. Deze leveren bij het ontwaken de nodige energie voor de spierbewegingen. Begin van de winterslaap wordt veroorzaakt door hormonale en uitwendige factoren, zoals daglengte en temperatuur.
Het dier slaapt niet voortdurend. Bij lage buitentemperatuur ontwaakt het en stijgt zijn temperatuur. Soms wordt dan voedsel opgenomen en verplaatst het dier zich (vleermuizen). Marmotten worden 5 10 maal wakker, lozen dan faeces en urine. Tijdens de slaap is dus de warmteregeling uitgeschakeld. Het aantal malen, dat ademhaling en hartslag plaats vindt is sterk verminderd. Komt voor bij zoogdieren (egel, marmot, vleermuis), enkele vogels, reptielen, amfibieën, vissen en insekten. Duurt bij vleermuis en marmot 5 6, bij egel 3 4 maanden, ➝ honger, ➝ ademhaling.