Met dien naam wordt menigmaal onder theologanten een kurketrekker genoemd, volgens Harrebomée II bl. LXXII omdat bij zekere gelegenheid eenige theologische studenten, op de kamer van een hunner vereenigd, geen N.
T., maar wel een kurketrekker bij zich hadden. Eenvoudiger dan met dit sprookje, dunkt mij, is deze benaming hieruit te verklaren dat een of ander student schertsenderwijze aan zijn kurketrekker dien naam gaf, omdat een goed theologant altoos zijn N. T. in den zak, d.i. bij de hand, moet hebben en steeds gereed zijn om het te gebruiken.