Mozes (kalf, zachtmoedig), Num. 12: 3.
- Dat is een kalf Mozes.
- Hij is zoo zachtmoedig als Mozes.
- Vriendelijke vriend, zei Mozes tegen zijne bokjes.
De zachtmoedigheid van Mozes wordt Num. 12: 3 geroemd wegens zijn gedrag tegenover Mirjam en Aäron. Deze toonden beiden zich ongeneigd om hem als hun leidsman te erkennen, en tot straf daarvoor werd Mirjam niet door Mozes berispt, maar door God met melaatschheid gestraft, waarvan zij op zijne voorspraak weder genezen werd; die zachtmoedigheid deed Mozes tot een voorbeeld stellen voor onze landgenooten en gaf het aanzijn aan de twee spreekwoorden, welke aan het hoofd dezes zijn genoemd.
Het kalf Mozes heeft den uitleggers der Nederl. spreekwoorden reeds veel hoofdbreken gekost. Het komt mij evenwel voor dat de uitlegging eenvoudig is; vruchteloos maar ook zonder noodzaak heeft men gezocht naar eenige plaats des O. T. waar het kalf van Mozes zou voorkomen; het is daar nergens te vinden, al deed het gouden kalf er misschien op hopen, evenmin als Salomo’s kat, Farao’s bokken, Labans vee in den onder Laban opgegeven zin. Doch zooals ons volk bij Salomo eene kat geplaatst heeft om des konings wijsheid, bokken bij Farao om zijne weerbarstigheid, vee bij Laban om zijne lompheid en barschheid, zoo heeft men bij Mozes een kalf gevoegd om zijne goedaardigheid. De uitdrukking kalf Mozes heeft evenzeer bezwaar gemaakt, maar ongetwijfeld moet hiervoor, evenals bij de aanstonds genoemde voorbeelden, de tweede naamval gelezen worden: het kalf Mozis, dat al spoedig in de taal des volks in Mozes overging, zooals men nog menigmaal uit de oude uitgave van den Statenbijbel hoort voorlezen, het eerste boek Mozes, al staat er toch duidelijk Mozis. De spreekwijze: Het is een kalf Mozes, is, dunkt mij, door het bovenstaande voldoende opgehelderd; de beteekenis is nu ook duidelijk; zij is juist de tegenovergestelde van Labans vee en kan dus omschreven worden: het is een goedaardige jongen zonder boosheid of drift.
Ook het derde aan het hoofd dezes genoemde spreekwoord vindt in Mozes’ zachtmoedigheid zijne verklaring; nergens wordt de uitdrukking vriendelijke vriend in den Bijbel aangetroffen, nergens is een soortgelijk woord van Mozes opgeteekend, nergens is ook van Mozes’ bokjes sprake. Maar menigmaal wordt door Mozes van de weerspannigheid en hardnekkigheid der Israëlieten gesproken, waarom zij bokjes kunnen genoemd zijn, menigmaal heeft hij hun op ernstige en hartelijken toon gewaarschuwd; en nu kan licht deze of gene jeugdige spotter onder onze landgenooten voor zijne makkers de pas gehoorde les over Mozes’ zachtmoedigheid aldus vertolkt hebben: vriendelijke vriend! zei Mozes tegen zijne bokjes, d.i. zijn weerbarstig volk, bedenk nu wel wat je doet, zoo kan het langer niet, enz. Num. 16: 26, Deut. 1: 26, 29, Deut. 31: 25—27 enz.