Ex. 13 : 21, 22 is voor het eerst sprake van de wolk- en vuurkolom, waarin Jahwe Zelf Israël leidde (vgl. Ex. 13 : 17) tot gids was.
Deze wolk- en vuurkolom komt herhaaldelijk bij de woestijnreis ter sprake, vgl. Ex. 40 : 38; Num. 9 : 15—23; 14 : 14; Deut. 1 : 33; Neh. 9 : 12, 19; Ps. 78 : 14; 105 : 39; 1 Cor. 10 : 1. Daarin, als in het bewijs van Jahwe’s tegenwoordigheid, komt Zijn liefde en zorg voor Israël uit, vgl. Gen. 15 : 17. Dat deze wolk- en vuurkolom opsteeg van de Sinaï en zo de weg wees naar de vulkaan Sinaï is niet juist, daar deze berg geen vulkaan was. Ook een verklaring, dat wij hier te doen hebben met vuurpannen of vuursignalen, die door gidsen werden gedragen, om de richting aan te geven en die dan ter misleiding van de Egyptenaren blijkens Ex. 14 : 19 en 20 naar de achterhoede werden gebracht, is wel vernuftig gevonden. Doch dit dragen van vuurpannen was geen gewoonte. Duidelijk is een wonder bedoeld.