Volgens Deut. 3 : 9 was S. de Amorietische naam voor het Hermongebergte. Daarentegen worden in Hoogl. 4 : 8 S. en Hermon onderscheiden.
Het is nl. zo, dat de Semieten de Anti-Libanos aanduidden met de naam Sanir. De Assyrische koning Salmanassar zegt in de beschrijving van zijn veldtocht in 842 dat hij trok over de Eufraat. „Hazaël van Damascus vertrouwde op de veelheid van zijn troepen. Hij had de berg Sanir als sterkte, een berg, die zich bevindt tegenover de berg Libnana (Libanon)”. Als dus Salmanassar uit het N. komt, heeft Hazaël zich verschanst op de hoogten, die de ingang van Coele-Syrië beheersen, dat is op de Anti-Libanos. De Hermon is daarvan de Z. uitloper. De S. was bekend om de rijkdom aan woud; daarvan spreekt de profeet over Tyrus: Met cypressen van de S. bouwden zij u al het houtwerk (Ez. 27 : 5 vert. Noordtzij).