Van hen is sprake Jer. 35 : 1—19. Hun vader Jonadab, de zoon van Rechab (zie Jonadab 2) had hun, zijn afstammelingen, geboden, geen wijn te drinken, geen huis te bouwen, geen zaad te zaaien en geen wijngaard aan te leggen of in bezit te hebben, maar zij moesten hun leven lang in tenten wonen, Jer. 35 : 6, 7.
Zij hielden zich gehoorzaam aan wat hun vader Jonadab, hun geboden had, behalve, dat zij bij de opmars van Nebukadnezar waren gaan wonen in Jeruzalem, Jer. 35 : 8—11. Deze gehoorzaamheid aan de geboden van hun vader wordt door Jahwe aan de mannen van Juda en aan de inwoners van Jeruzalem ten voorbeeld gesteld, Jer. 35 : 12—17. De R. ontvangen voor die gehoorzaamheid, ook bij alle oordeeldreiging over Juda, een belofte, Jer. 35 : 18, 19. Men kan zeggen, dat Jonadab, die in de tijd van Achab leefde, tegenover de toenemende weelde en zondige natuurdienst vasthield aan het oude nomadenideaal, aan de oorspronkelijke eenvoud van de dienst van Jahwe. De kring der R. was door zijn bestaan een waarschuwing, een oproep tot wederkeer tot de God der vaderen. Er bestaat thans nog een secte der R. in Mesopotamië en in Arabië. De leden van deze secte beweren af te stammen van de R. in het O.T.