Evenals het woord „papier” komt „perkament” slechts eenmaal in de Bijbel voor, 2 Tim. 4 : 13. Dat is historisch verklaarbaar.
Reeds zeer vroeg werden in Egypte naast het papyrus ook dierenvellen gebruikt als schrijfmateriaal, maar toch was papyrus het meest gebruikte. Volgens de overlevering zou Ptolomaeüs de uitvoer van papyrus verboden hebben. Eumenes II, de koning van Pergamus (197—159 v. C.), begon toen geprepareerde dierenhuiden te gebruiken voor de boeken van zijn grote bibliotheek en dergelijke huiden werden bekend als chartae pergamenae, waarvan het woord p. is afgeleid. Pergamus bleef lange tijd het centrum van de fabricage. In 1923 werden in het dal Dura (Dan. 3 : 1) p. gevonden, die gedateerd waren 195 en 189 v. C. Hieruit is vast komen te staan, dat dit materiaal ter zelfder tijd ook reeds gebruikt werd in een plaats ver van Pergamus. In de tijd van Flavius Josephus diende p. voor het vervaardigen der wetsrollen. Om p. te verkrijgen werden huiden van schapen en geiten geweekt in een kalkoplossing om de haren te verwijderen. Daarna werden ze geschaafd, gewassen, gedroogd, gespannen en tenslotte soepel gemaakt. Ten opzichte van de Tora-rollen bepaalde de Talmoed, dat ze vervaardigd moesten worden van de huid van reine dieren. Dit mochten huisdieren of in het wild levende dieren zijn en ook vogels. De bladen werden dan met behulp van pezen van reine dieren aan elkander genaaid, zodat ze één samenhangende strook vormden.